Friday, August 22, 2014

over ietsjes en nietsjes

Het poeltje verbaast zich dat het in het kuiltje past
Marleen H. Roelofs


Als de zwakke nucleaire kracht iets zwakker, of iets sterker was geweest dan hij nu is, dan hadden wij niet bestaan.
Gaat het verhaal.

Als de sterke nucleaire kracht iets sterker, of iets zwakker was geweest dan hij nu is, dan was leven onbestaanbaar geweest.

We zetten die krachten voor het gemak even uit op een schaal van 100 en stellen (puur voor het denkexperiment) dat de zwakke kracht door 12 gerepresenteerd wordt en dat de sterke kracht met 96 bepaald is. Dus 11 is te zwak en 95 is niet sterk genoeg, terwijl 13 niet zwak genoeg en 97 te sterk is.

Stel de zwakke kracht had niet in 12 zijn waarde gevonden maar in 13 en de sterke kracht in 95, dan zouden wij gezegd hebben, als wezens gebukt gaande onder die krachten (en onder het zweet des aanschijns vanwege de zondeval): als de zwakke kracht één puntje minder was geweest, dus niet 13 maar 12, of wanneer de sterke kracht 96 was geweest, dus één puntje sterker dan nu, dan waren wij er niet geweest om dit te kunnen vaststellen.

Ecco homo.
Zie de mens die zich als maat van de dingen beschouwt.


Het poeltje, dat hierboven in het motief van deze post wordt opgevoerd, heeft weliswaar geen bewustzijn zoals de mens, heeft geen gevoel voor verleden of toekomst, heeft geen rede doch slechts een beetje instinct, ondanks al het leven dat zich in haar bevindt - althans volgens menselijke denkers die weten dat ze zelf rede hebben, maar andere bestaansvormen niet in de buurt daarvan komen - kan zich desalniettemin verwonderen over zijn kuiltje.

Hoeveel te meer moet het onveranderlijke kuiltje - dat nog minder bewustzijn heeft dan het poeltje - zich verwonderen over het plasje dat zich in hem bevindt.

Er kan een beetje water in staan, en dan zal het kuiltje denken: wat mooi toch dat de natuur zo fine getuned is dat er precies zoveel water in mij staat dat er een waterplantje in mij kan groeien.

De volgende dag regent het, zodat het kuiltje bijna vol staat, en dan zal het kuiltje denken: wat is de natuur toch mooi dat ik alle regen die valt een plaats kan geven.

De volgende dag regent het nog meer, zodat het kuiltje net niet overstroomt. Maar het kuiltje kan alleen maar navelstaren, en niet de regen zien die buiten het kuiltje valt, want het heeft geen oogjes boven zichzelf zweven, en is bovendien de regen van gisteren alweer vergeten, laat staan het waterplantje - dit allemaal uiteraard volgens menselijke denkers die weten dat ze zelf rede hebben, maar andere bestaansvormen niet in de buurt daarvan komen - en denkt dan: wat is de natuur toch mooi dat ik precies groot genoeg ben om de regen die valt op te vangen.

Ecco buchetta.
Zie het kuiltje dat zich als de maat van de dingen beschouwt.


Wat het kuiltje niet weet, en de denkers van die zwakke en sterke krachten eerst te weten komen als ze dit lezen, is dat ik zojuist een lange wandeling heb gemaakt. Ik heb even in de bar van het nabije dorpje gezeten om op adem te komen en de dorst te lessen. Dus heb ik eerst een ice tea genomen, toen een acqua naturale en, omdat mijn dorst nog niet was gelest, een licht alcoholisch biertje - eentje maar, dat U niet denkt dat ik een zuiplap ben, bedoel ik.
Op de terugweg had ik er toch last van en moest een plasje doen. Maar ik ben keurig netjes opgevoed, dus dat ga ik niet zomaar rondslingeren. Ik zocht, ik zocht, en ik vond een kuiltje ... dat kuiltje dat dacht dat het voor de regen gemaakt was, maar inmiddels opgedroogd was. Ik deed mijn plasje. Wat bleek: het kuiltje was precies voor mijn plasje gemaakt, mijn plasje paste er precies in.
In stomme verwondering heb ik, evenals de oudtestamentische psalmist in verwondering over Gods ondoorgrondelijke wegen kon zingen, een nieuwtestamentisch loflied gedicht.

Ik heb den juisten kuil gevonden
dat door mijn plasje nauwgezet
gevuld word. Ondanks al mijn zonden
door Jezus weer opnieuw gered,
weet ik: die kuil blijft onverwrikt bestaan
zolang ik aan des Vaders hand mag gaan


Tevreden over mezelf en over de schepping legde ik mij te ruste.

- + - + - + - + - + - + - + - + -

Vanmorgen, wakker geworden, las ik het bovenstaande nog eens over, en dacht: Leonardo, Leonardo, wat een gebazel. Dat kan geen ice tea, en geen acqua naturale zijn geweest wat er in jouw glas zat, en je hebt beslist meer dan één licht alcoholisch biertje gedronken.

Maar ja, wat wil je, als zelfs hele serieuze wetenschappers praat voeren, geïnitieerd door Dicke en Carter, over the anthropic principle ... dan mag Leonardo toch wel een loflied zingen over een kuiltje dat uitsluitend voor hem geschapen is.

Beter gezegd: als natuurkundigen wijsgerige beschouwingen houden over fine tuning, dan mogen Meester en Dekker hun God toch wel introduceren in de wetenschappelijke methode?

[Potjandrie, bijna tuimelde ik in de kuil die voor mij gegraven lijkt.]

Nee.
Nee!
Nee!!
Driewerf nee!!!

Het moet afgelopen zijn met dat geleuter.
Met al dat geleuter!

No comments: