Friday, January 31, 2014

een ijsbeer beerde zoveel ijs

Thus, the functional explanation of the polar bear's whiteness does not refer to the future camouflaging of the bears, but to the fact that their past camouflaging led to the natural selection of their whiteness.
Simpel, niet waar? Zo simpel dat je het zelf zou kunnen verzinnen. Maar pas op, er zit meer aan vast.

Dit komt niet uit een populair wetenschappelijk werkje, nee, ik citeer nu David Papineau - een Engelse filosoof die Philosophy of Science doet aan King's College London - uit een inleidende notitie over philosophical problems of biology. En, voordat deze zin staat, is het eerst iets anders geformuleerd, als een teleologisch argument van het intrinsieke type: [these explanations] ... seem to explain items (whiteness) in terms of their consequences (the camouflaging).
Maar, zo kun je natuurlijk geen wetenschap bedrijven, oorzaak en gevolg omkeren, dan wel tot een functionele analyse omsmeden. Daarom, zegt David, most contemporary philosophers of biology hold that functional explanations in biology are in fact disguised causal explanations which explain biological traits not by looking forward to future beneficial results but by looking backwards to the past evolutional histories in which such results led to the natural selection of the traits in question. En vandaar Thus ...

Die ijsbeer wordt er niet minder wit van, maar het oogt logischer.

Is dat zo?
Let op: most contemporary philosophers.

Ten eerste, de vacht van de ijsbeer is, naast dat ie ook nogal eens vuil is, eigenlijk niet wit. De haren zijn doorzichtige holle buisjes, die het invallende zichtbare licht reflecteren zodat wij het, met onze mensenogen, wit zien. Wel, dat lijkt me evolutionair niet echt een argument: of het nu wit is, of dat we het wit zien - gras is in het donker ook niet groen.
Belangrijker vraag is: hoe kunnen wij weten dat de natuurlijke vijanden die ijsberen niet met andere ogen bezien, zodat ze naar iets heel anders kijken dan een witte beer.
En daar komt het probleem.
De ijsberen hebben eigenlijk geen natuurlijke vijanden, groot en sterk en lenig als ze zijn. De jacht van de mens op de ijsbeer stelde tot voor kort niets voor, en in de dierenwereld kan het jong nog bedreigd worden door de wat grotere poolvos, maar daar is alles mee gezegd.

De hedendaagse wetenschap zegt dat de ijsbeer van de bruine beer vandaan komt, en dat mag je, gezien onderzoek en bekende feiten, best geloven. Ze kunnen zelfs daten; en als ze dan bij elkaar blijven slapen krijg je de prizzly bear.
Het heet dan dat ze op de Noordpool terecht zijn gekomen tijdens de ijstijd en zich aangepast hebben aan de barre omstandigheden: wit als schutkleur, dikke vetlaag tegen de koude, en zo nog een paar eigenschappen.

Waarom die schutkleur? Wat is er opzijgeschoven, ten onder gegaan, gedurende the natural selection of their whiteness? Terwijl de soort nu pas in gevaar lijkt te komen: de jacht is de laatste eeuw geïntensiveerd, milieuvervuiling doet reeds zijn werk en ze moeten zich zorgen maken om de dreigende klimaatverandering.

Zijn er wel bruine beren op de Noordpool geweest? Of is het zo dat er al heel lang geleden witte en bruine beren waren. En toen werd het winter en het ging sneeuwen en vriezen. En terwijl de bruine beren in hun winterslaap volhardden, voelden die witte beren wat aan hun water, werden zenuwachtig en wakker, ze keken naar buiten en zagen een witte wereld. En een temperatuurtje meneer ... en ze zagen dat het zo goed was.
En ze gingen doen wat Kees Stip tijden en tijden en een halve tijd later onder het pseudoniem van Trijntje Fop in een versje zou vereeuwigen ...

een ijsbeer beerde zoveel ijs
dat het ging vriezen in Parijs


... en ze beerden zoveel ijs dat heel Europa en de zee er omheen bedekt werd - en ze gingen daarheen waar de kou vandaan kwam.
Vandaar dat de meer avontuurlijke, witte beer op de Noordpool woont en ijsbeer wordt genoemd, en dat de bruine beer nog steeds ver beneden de poolcirkel als het wat kouder wordt z'n pantoffels aantrekt, naast de kachel gaat zitten en in slaap dommelt - om pas wakker te worden als het weer een beetje warmer wordt.

Dit is geen teleological argument.
Er is geen sprake van causality.
Metaphysical necessity! Dat is het.
Abraham en zijn nakomelingen gingen, daartoe door God aangespoord, op reis vanuit Ur en kwamen na veel omzwervingen in het land van melk en honing. De witte beren verlieten de veilige omgeving van wat ooit Seine genoemd zou worden en trokken naar het land van ice and seals - daartoe aangespoord door hun eigen God.
Dat daarbij wat ijs gebeerd moest worden is niet minder aannemelijk dan de conditional probability - het leger van de in zijn hart verharde Farao moest immers in het grote gebeuren verzuipen - van die rechtopstaande watermassa in de Rode Zee.

Thursday, January 23, 2014

vaarwel vriend

Een vriend van mij is heengegaan.
Voor de rest van mijn leven zal ik vrolijke gedachten krijgen als ik aan hem denk - en in tijden van somberheid hoef ik slechts aan hem te denken om vrolijk te worden.
Ik heb het geluk gehad dat, toen ik jong was, er een man in mijn buurt was die mij leerde hoe het leven onbezorgd te aanvaarden. En nu ga ik afscheid nemen van een man in wie ik op middelbare leeftijd een voorbeeld heb mogen zien van hoe je op een plezierige manier oud kunt zijn.
Dus deze tekst moet een vrolijke noot zijn in een trieste periode. Maar geen dissonant. Denk maar aan de triangel die blij tingelend boven het moeizame zwoegen van cellisten en contrabassisten te horen is.

Heel toevallig stond er een aantal dagen geleden, vlak voordat mijn vriend ziek werd, op mijn gedichtenscheurkalender een vers van de Tsjech Miroslav Holub, over een oudere man in een ziekenhuis. In dat gedicht zegt die man tegen bezoekers aan zijn bed:

... vanaf nu ben ik zo sterk
als een beer. En heeft U ooit
paarden zien vrijen?

Toen ik dat las moest ik heel erg aan mijn vriend denken. Toen ik hoorde dat het heel ernstig was met hem, dat dit wel eens het einde kon betekenen, is het eerste wat ik gedaan heb dat gedicht nog een keer lezen.

Ik heb hem een kleine twintig jaar geleden voor het eerst ontmoet. We hadden ieder een appartement gekocht in een oud bankgebouw aan de Keizersgracht, en het was de oprichtingsvergadering van de VVE. Vlak bij mij zat een wat ouder echtpaar waarvan de man op enig moment opmerkte dat hij hoopte dat in het reglement ook iets zou staan over pianospelen, want je moest als buren geen hinder van elkaar ondervinden.
Zoiets.
Ik dacht: o jee, als dat maar goed afloopt.
U moet weten, ik heb een piano.

Ik wist toen nog niet dat deze meneer, ruim twintig jaar mijn senior, een vriend zou worden - een alleraardigste ouwe baas, naar weldra zou blijken.

Op een zondagmorgen, we waren zojuist in ons nieuwe appartement ingetrokken was er een donderend geraas vlakbij. Op zich was dat gedonder niet zo verwonderlijk, we woonden rondom een echoput, wat ook wel atrium genoemd wordt. Ik rende naar de deur om te kijken wat er aan de hand was. Aan de overkant van het atrium stak die man z'n kop buiten de deur, keek om zich heen, zag mij, en vroeg: U bent toch niet wakker geschrokken hoop ik. Hij had een lamp opgehangen, of geprobeerd een lamp op te hangen, en die was naar beneden gekletterd.
Ik verzekerde de man dat hij zich niet ongerust hoefde te maken over mijn zenuwen, als ik hem ergens mee kon helpen dan zou ik dat graag doen ... en zo hebben wij elkaar leren kennen. En daarna ook de dames, want we gingen bij elkaar ook een kopje koffie drinken.

Aan dat atrium woonde ook een notoire ruziezoeker, een verdieping beneden ons. Hij had met iedereen wat, maar in het bizonder met mij, vanwege mijn piano. En zo gebeurde het, weer wat verder in de tijd, op een zaterdagmorgen, dat ik terugkom van boodschappen doen. Die vervelende vent komt uit zijn deur en er volgde de zoveelste onaangename woordenwisseling. Nu had ik diezelfde morgen al een plakkaat in de lift verwijderd, ook van die man, over napolitaanse toestanden in het gebouw, dus het zat me tot hier. Ik zeg: wacht even, ik zal eventjes naar beneden komen en je persoonlijk terug in je hok stoppen. Op dat moment haast mijn overbuurman zich naar buiten en roept: niet doen kerel, kom op, we gaan even een bak koffie drinken.
Volgens mij had hij zich achter zijn voordeur staan verkneukelen.

Toen ik kort daarna naar een huis aan de Raamgracht verhuisde was mijn overbuurman inmiddels vriend geworden. En zo hebben we gevieren, hij en zijn vrouw, mijn vrouw en ik, vele avonden doorgebracht. De herinneringen daaraan roepen veel vrolijkheid op. En dat ging zo door toen wij eenmaal een huis in Italië betrokken, en niet zo vaak in Holland waren.
Helaas, de laatste twee jaar zit ik meestal in Italië, dus ik heb hem al een tijdje niet meer gezien, een gemis dat deze dagen zwaar drukt.

Wat mij vooral zo vrolijk maakt zijn die oudere mensen die, als ze eenmaal bij elkaar zitten, het nooit tijd vinden om op te stappen. Niemand van ons moest zonodig om elf uur naar bed ... want het is morgen weer vroeg dag ... dat soort dingen. Nee, het was altijd al lang nacht als er eindelijk iemand op de klok keek - en dat was niet mijn vriend als oudste van het gezelschap.

Ik heb mooie verhalen gehoord die avonden. We moeten er nog wel eens om lachen.
En ... er zijn mensen die lyrisch kunnen worden van het lijf van een grote voetballer. Wel, ik kon lyrisch worden van het lichaam van deze oudere, en toch fysiek niet zo oude man. De lenigheid waarmee hij uit z'n stoel kwam.

Ik herinner mij twee onderwerpen die nogal eens langskwamen: drinken en die vuile rooien.

Wij mochten graag een stevig glas drinken, op die avonden. Niet dat het bacchanalen werden, niet dat we zuipschuiten waren, Maar we lustten er wel pap van. Mijn vriend voorzag meerdere glazen wijn dan van meerdere toefjes whiskey, of andere sterkere drank. Maar, hij was een beetje Calvinistisch type. Hij sprak altijd wel een keer z'n zorg uit: eigenlijk zou ik niet zoveel moeten drinken. Ik zei dan altijd: ik zou maar blijven doen wat je altijd gedaan hebt, ouwe baas, want anders word je straks nog ziek.

En dan die vuile rooien.
Het moet uit de jaren dertig van de vorige eeuw komen, kan niet anders.
Van de laatste vijfentwintig ... dertig jaar kan het niet zijn, dan doen alle politici allemaal even vreemd.
In de jaren zestig had je Den Uyl, en mooi dat zijn plan werkelijkheid werd: iedereen in een autootje. Ook mijn vriend en zijn vrouw, en ze tuften maar wat graag ver weg, naar Frankrijk, en zelfs, al tachtig jaar of ouder naar ons huis in Italië.
Van de jaren vijftig kan het ook niet wezen, toen had je Drees en die heeft nog voor z'n ouwe dag gezorgd.
De jaren veertig werden gedomineerd door Hitler en het fascisme.
Links of rechtsom: het moet uit de jaren dertig komen.
Maar mijn vriend was toen een opgroeiende jongen - dus hij zal wel een vader hebben gehad die Domela Nieuwenhuis en Troelstra en Wijnkoop nog heeft gekend, en die aan tafel zat te godveren dat die hem z'n centen af wilden pakken en weg wilden geven aan mensen die te lui waren om te werken. Je had in de jaren dertig nogal wat werklozen, weet U wel. Ook wel steuntrekkers. Bij mijn weten is mijn vriend niet opgegroeid tussen de steuntrekkers.
Ik probeerde dat beeld van die vuile rooien wel eens een beetje te nuanceren, maar die hoop heb ik na een paar keer maar opgegeven.
Ik heb wel eens aan hem gevraagd: wat heb je toch met die rooien. Ik heb nooit fatsoenlijk antwoord gekregen.

En zo gebeurde het dat we bij hun laatste bezoek aan Italië, de man zal toen drieëntachtig jaar geweest zijn, bij mij in de tuin zaten.
Eerst kwamen die vuile rooien langs.
Ik liet het maar wat gaan.
Op enig moment zeg ik: zal ik nog wat bijschenken.
Nee, Leonardo, zegt ie, dat moesten we maar niet doen.Ook beter voor jezelf dat je dat niet doet.
Kijk, dat had ie nou niet moeten doen. Dat van die vuile rooien kan ik best hebben, ik sympathiseer weliswaar met ze, maar zal niet de roodvingerige dageraad bezingen, en ik ben zeker geen lid van die club. Maar hij moet niet aan mijn drinken komen.
Misschien was ik ook geprikkeld omdat ie herhaalde wat mijn vrouw ook wel eens zei.
Ik vraag: waarom zeg jij dat.
Dat zegt de dokter, twee glazen per dag, maximaal.
Ik zeg: hoe weet die dokter dat dan.
Tja, die zal daar wel voor geleerd hebben.
Ik zeg: kan jij dat niet veel beter weten. Je bent je hele leven al vertrouwd met dat spul, en je bent zo gezond als wat.
Eet jij niet teveel sla, vraag ik hem.
Teveel sla? Hij kijkt me achterdochtig aan.
Ja zeg ik, teveel sla. Groen voer is goed voor je hersenen zeggen ze, dan word je niet dement en zo. Dan ga je denken.
Kan ook zijn dat je gaat piekeren, vriend.
Jij wil me toch niet in de maling nemen, he makker?
En melk drinken, is dat dan gezond, vroeg ik verder.
Dat hebben ze onderzocht riep hij.
Ja dat wisten we allebei.
Ik zeg: ja, dat is onderzocht door de Bond van Christelijke Boeren, het groene front van het CDA, Van Geel en zo, die hebben er belang bij dat we melk drinken, daarom is het goed.
En wijn, een natuurlijker product bestaat er niet, is niet gezond, dat komt natuurlijk van de duivel, dat hoeven ze niet te onderzoeken.
En ik vervolgde: maar weet je wat, ik schenk mezelf nog een glas wijn in, dan zal ik voor jou even een glaasje water halen.
Hij kijkt me aan als iemand die iets moois aan zijn neus voorbij ziet gaan, en zegt: ach Leonardo, schenk mij toch ook nog maar wat bij. Je hebt gelijk, waarom zou het slecht zijn. D'r wordt ook zoveel geluld tegenwoordig.
Ik zeg: precies, net als over die vuile rooien, d'r wordt veels te veel geluld.
Ik kreeg een brede grijns van 'm terug.

Die beresterke man wordt in dat gedicht tegenover een man gezet die een beetje verzuurd op weg is naar zijn einde, een zeurderig type, willoos slachtoffer van het leven. Beiden worden door de engel des doods op hun verlengde merg getrapt. Maar, besluit de dichter

Ik weet dat het dezelfde dood was.
Maar ik geloof niet dat ze
hetzelfde dood zijn.


Mijn vriend is voor mij niet zo dood als dood wel kan zijn. D'r zitten mooie plaatjes in mijn kop. Zoete herinneringen.
Voor de rest van mijn leven zal ik vrolijke gedachten krijgen als ik aan hem denk - en in tijden van somberheid hoef ik slechts aan hem te denken om vrolijk te worden.

Tuesday, January 14, 2014

wheel and deal

De maatschappij hoeft niet meer ingericht te worden. De grote bewegingen zijn geweest. Hoe onze samenleving in elkaar steekt, hoe die steunberen van Kees Schuyt het gebouw van de samenleving overeind houden, is al heel lang geregeld.

Grondwetten zijn geconstitueerd. De arbeider is stapje voor stapje kiezer geworden, de vrouw heeft stemrecht gekregen.
In vergaderingen van de volksvertegenwoordiging is in wetten vastgelegd hoe we willen dat de boel georganiseerd wordt.

Als de grote lijnen getrokken zijn, als er niks meer in te richten valt, wat doe je dan als bestuurder, als politicus?
Onderhoudsmonteurs, ik gebruikte het woord hierboven in een post over de participatiesamenleving, dat is precies wat onze politici en bestuurders tegenwoordig zijn. Dat is niet denigrerend. Zo heet dat in alle bedrijfsorganisaties waar de systemen, de bedrijfsprocessen al heel lang geregeld zijn: maintenance.

Voortschrijdend inzicht, de tijdgeest zo U wilt. Opinion leaders schrijven wat, talking heads roepen wat ... en de politicus telt zijn kloten.
Heet ook wel wheelen en dealen.
Dat is precies wat politiek hoort te zijn: in een overleg tussen voor - en tegenstanders van nieuwe inzichten, bij de ontwikkeling van onze mores wordt gegeven en genomen.
Zo is er iets geregeld voor abortus en euthanasie.

Dat tellen van de kiezers - in vakjargon: principiële keuzes maken of prioriteiten stellen - mag je tegenwoordig ook wel lawaaidemocratie noemen. Misschien is het wel als bevredigingsdemocratie aan te duiden: het is de bedoeling dat de kiezer bevredigd wordt - terwijl de zelfbevrediging van bestuurders en politici geen grenzen kent.

Hier zijn een paar vraagtekens bij dit proces van de laatste vier jaar - ongeveer de lengte van een kiezerssgeheugen, zeg maar.

Er is nog geen wet die seks met of in eiken verbiedt, terwijl dit onderwerp toch rommelt in de tijdgeest, maar er is wel een wet die ons verbiedt seks met dieren te hebben. Het is een initiatief van de PvdA'er Waalkens. Het simpele feit dat het wet is geworden geeft aan dat in de vergadering van die volksvertegenwoordiging meer dan de helft dit een prioriteit vond.
Waarom mag Joost weten.
In de Memorie van Toelichting wordt gesproken over de integriteit van het dier en over de zeden van de mens.
???

De werkloosheid is hoog en dat baart ons zorgen. De kosten van het onderwijs zijn niet meer op te brengen, dus staan er minder mensen voor de klas, en de kosten van de gezondheidszorg rijzen de pan uit en daarom zijn er minder handjes aan het bed.
Er wordt vreselijk veel lawaai over gemaakt, al zolang als ik belasting betaal.. Zowel aan de gebruikerskant - mensen willen dat alles heel goed geregeld is voor hun jonge kinderen en hun oude moeder - als aan de betalerskant - leraren hebben altijd vakantie en de zorgmaffia vreet m'n centen op.
Aan gewoon weer thuis leren lezen, schrijven en rekenen zijn we nog lang niet toe - het onderwijs is qua regelgeving een enorm gebouw - maar verpleging mag al mantelzorg en participatiesamenleving heten.
Self-governance.

Ik wil hier niet beweren dat het een eenvoudige problematiek is. Maar in het bedrijfsleven hebben we toch geen afdelingen waar ze niks doen, terwijl ze op andere afdelingen het werk niet aankunnen. Dus of het nou echte goeie organisatieadviseurs zijn, die bestuurders en politici ...

Mag ik die vraag stellen?
Dat mag niet. Dat moet!

Ik neem nu even niet de AIVD als voorbeeld, maar de Amerikaanse NSA, want op dezelfde westerse democratische leest geschoeid, maar iets duidelijker zichtbaar.
Dat is óók niet makkelijk te regelen hoor, de hele wereld afluisteren, alles ordentelijk registreren en op tijd de juiste conclusies trekken.
Maar met handen vol geld, heel veel materieel en goed betaalde beambten - zie zo'n eenvoudige jongen als Snowden het vijfvoudige van een verpleger verdienen - hebben ze het prima weten te organiseren.
Nou ja, dat is het moeilijke van geheime diensten: of het goed georganiseerd is of niet is niet zo een twee drie vast te stellen - maar ze trekken er in ieder geval een grote broek over aan.
Ze?
Ja, de bestuurders ... maar ook de politici.
Dan wordt self-governance, de participatiesamenleving op grote afstand gezet.

En dan de crisis van Adri Duivesteijn. Ik bedoel niet de regeringscrisis die niet doorging, ik doel op zijn eigen crisisje.
Hij had een hele moeilijke week.
Raar, voor een onderhoudsmonteur. Er is ergens een probleem. Je spreekt met z'n allen af: dat kunnen we het beste op deze manier fixen. En dan loopt er eentje op de afdeling rond die het heel eigenwijs heel anders wil.
Was het principieel van waarde?
Nee.
Nee!
En nog eens nee.
De overheid heeft geld nodig. Geld wordt nu eenmaal weggehaald daar waar er veel van zijn, en daar waar niks te dealen valt: Jan met de pet.
Zo ook Adri Duivesteijn. Hij had natuurlijk, als socialist, moeten roepen: nou moet het afgelopen zijn met dat gelazer dat de kleine man altijd en eeuwig betaalt. Nu gaan we eindelijk de grote jongens aanpakken. Vanaf nu gaat de inkomensverdeling weer gelijker worden.
Nee dus. Jan met de pet moet betalen, ook van Adri Duivesteijn. En of Jan met de pet dat nu betaalt via belastingverzwaring, minder inkomensoverheveling, huren die omhoog gaan of huizen die niet goed onderhouden worden - als je voor lastenverzwaring bent zijn dat de beleidsinstrumenten waaruit je moet kiezen. Het is het bekende politieke handwerk, waar onze Adri al heel lang mee vertrouwd is: de ene keer scoor je, de andere keer lever je in.
Maar, heeft hij ons laten weten: slapeloze nachten.

De laatste in het rijtje kwam een paar dagen geleden binnen: de dienstencheque van de vakbeweging (FNV) en de ondernemersorganisatie (OSB). Druk druk druk mensen hebben huishoudelijke hulpen. Daar moet voor betaald worden. Dat heet loon en dus horen daar belasting en sociale premies bij. Voor de sociale zekerheid moet U weten.
Je zou je kunnen afvragen: is sociale zekerheid hier wel een item? Voor FNV en OSB kennelijk wel. Let wel: bij mantelzorg en andere activiteiten van de participatiesamenleving is de sociale zekerheid juist afgeschaft.
Maar hier is dat dus zo. Geen discussie.
Okay, dat moet dan geregeld worden. Maar, dat is moeilijk te regelen. (Ik kan me daar wat bij voorstellen - misschien wel net zo moeilijk als de gezondheidszorg.) En dus verzonnen ze de gesubsidieerde dienstencheque.
De mevrouw die niet zoveel wil betalen dat ook de premies voldaan kunnen worden, en de mevrouw die niet zo weinig wil ontvangen dat haar sociale zekerheid in orde is, gaan nu door de maatschappij van alle werkenden gesubsidieerd worden. Simpel voorgesteld: Uw buurvrouw links die het huis schoonhoudt van Uw buurvrouw rechts spreken af (als kiezers bedoel ik, via de volksvertegenwoordiging) dat U een centje gaat bijdragen aan hun voor-wat-hoort-wat-relatie.

De maatschappij opnieuw inrichten, dat is uiteraard een onmogelijke klus. Maar dat wheelen en dealen ... daar moeten volgens mij nog wat puntjes op de i gezet worden.

Saturday, January 11, 2014

Waarom kunnen we geen seks hebben met eikenbomen?

Die vraag heb ik niet zelf bedacht. De vraag lijkt me ook niet zo belangrijk om te beantwoorden. Persoonlijk zou ik liever begrijpen waarom er een wet is die ons verbiedt seks te hebben met, ik noem maar een dier, ezels (wet van 4 maart 2010, een initiatief van de PvdA'er Waalkens).

De vraag in de titel van deze post wordt gesteld door de Universiteit van Nederland ter inleiding van een college over de evolutie. Roy Erkens, evolutiebioloog, komt met een bloemstukje het podium op en begint aldus een verhandeling over de veelsoortigheid van leven.

Ik kan die vraag ook wel zonder dat ruikertje beantwoorden.

De man heeft een boor. Hij kan daarmee naar een eikenboom gaan, er een gat in boren, een beetje lubricant erin en hup, klaar komt Kees.

Een vrouw kan naar een eikenboom gaan, een haar passende tak uitzoeken, een beetje bijvijlen zodat ie wel prikkelt maar niet prikt, een beetje silicone er omheen - ze kan de tak nog even in de mond nemen zoals je wel met dildo's ziet op pornografische "afbeeldingen van de werkelijkheid" die de zinnen moeten prikkelen - en hup, klaar komt Mien.

Maar dat is natuurlijk geen seks.

Let wel, ik weet er ook niet alles van. Eigenlijk weet ik er maar een heel klein beetje vanaf - zoveel wordt mij wel duidelijk nu ik er zo over zit te schrijven. Maar, seks lijkt me meer een bezigheid van mens tot mens: vrouwen of mannen onderling, of in de meersoortige combinatie van man/vrouw, en zowel in paartjes als in grotere groepen.
Seks met een eikenboom - het moet natuurlijk zijn: seks in een eikenboom, ofwel masturbatie ... en dat is natuurlijk geen seks. Nou ja, het is de liefde bedrijven met de enige van wie je echt houdt, om het maar iets duidelijker neer te zetten dan Woody Allen.

Wat mij wel een interessante vraag lijkt: had het een uitkomst kunnen zijn van een evolutieproces, seks met een eikenboom?
Ook die vraag kan ik wel zonder een bloemetje in mijn handen beantwoorden. We doen daartoe een stapje terug in de tijd, richting homo erectus.

Je kunt je voorstellen dat er door één of andere natuurlijke oorzaak, glijdend proces of catastrofe, op enig moment een tekort aan vrouwen is. Dat is uiteraard een masculien begrip, vrouwen zullen het een overschot aan mannen noemen, maar evolutionair zal het resultaat hetzelfde zijn.
De overtollige mannetjes hebben geen zin om een vroegtijdige dood te sterven in gevechten met de echte stieren in de kudde. Maar, ze hebben natuurlijk wel die behoefte, ook wel drift genoemd, en zoeken naar een andere manier om tot ontlading te komen. Ze zien een specht een eik bekloppen. Eccola, daar is de oplossing.
Nu is de eik altijd een heilige boom geweest, dus het is na enige tijd niet alleen zo dat de mannetjes het een goed idee vinden om aldus het lijfelijke contact met de goddelijke natuur te onderhouden, maar die heiligheid maakt dat de boom het ook een goed idee vindt. En de specht ziet dat zijn arbeid meer nut afwerpt dan in den beginne. Wat maakt dat de eiken er florissanter gaan uitzien, de spechten er plezier in krijgen en zelfs de stieren van de kudde het voortaan op de eikenboom doen.
Nu hebben de vrouwtjes een probleem. Maar dat is alras opgelost. Niet zodra heeft een mannetje een eik verlaten of het vrouwtje klimt in de boom en eigent zich het zaad toe.

Wat zien we zo'n 300.000 jaar later? Mannetjes en vrouwtjes zijn gewoon man en vrouw geworden zoals we ze nu kennen. Ze selecteren elkaar nog steeds op basis van kenmerken, die we ook nu nog niet begrijpen, maar die door Molly Bloom in de Penelope episode van Ulysses samengevat worden in die verschrikkelijk lange zin Yes [...] yes I said yes I will Yes. Alleen, ze doen het nu met tussenkomst van de gedomesticeerde specht en een eikenboom.

De wereld en haar mores zien er daardoor een beetje anders uit.

De eikenbossen zijn niet verdwenen, en zullen niet verdwijnen. Ze zijn heiliger dan de koeien in India.
De volkswijsheid eerst het kot en dan het varken luidt nu eerst een specht en dan de eik.
Het verhaal van Onan heeft geen repertoire gehouden, is eigenlijk nooit verzonnen. Een bliksem in een eik is weliswaar veel meer denkbaar dan een bliksem in het zand, maar God kan niet meer weten of de man nu bezig is met een het ruggenmerg verwekende bezigheid of met voortplanting.
De wereld is (nu nog) niet zo overbevolkt. De ontwikkeling van de mensensoort verloopt opvallend parallel aan die van het eikenbos en derzelver biotoop.

Vreemdgaan is een onbekend fenomeen ... al moet ik er nog eens goed over nadenken waarom eigenlijk.

Waar we godzijdank van zijn verlost is het porno-industriële complex en haar zo welig tierende biotoop, die veelvormigheid van pornografische nabootsingen van de werkelijkheid. Ik kan me tenminste niets zinnenprikkelends voorstellen bij een plaatje van een man die een boom omarmt en met zijn handen steun zoekt bij een paar stevige knoesten.

Friday, January 3, 2014

het collectief dat participeert in de samenleving

Het woord “participatiesamenleving” is door het Genootschap Onze Taal verkozen tot het woord van 2013.
Dat mag rustig verbazing wekken.

Het Genootschap Onze Taal is een club van taalpuristen.
Participatiesamenleving is een pleonasme vanjewelste.

Dat pleonasme zal mij een zorg zijn.
Dat het tot het woord van het jaar is gekozen is zeer onthullend.

Terwijl het woord participatiesamenleving bovenal bedoeld is om iets te verhullen.

Het moet verhullen dat wij een staatssecretaris van Sociale Zaken hebben, de PvdA’er Jetta Klijnsma, die vindt dat mensen in de bijstand iets moeten doen voor de kost, ook als er niets te doen is voor de kost.
Het moet verhullen dat wij een minister van Economische Zaken hebben, de VVD-er Henk Kamp, die vindt dat iedereen die een beetje zijn best doet zomaar een baan vindt.
Het moet verhullen dat die PvdA’er en die VVD’er bij elkaar naadloos aansluiting vinden in die opvattingen.

Het moet verhullen dat er “eervolle arbeidsbijdrage” is die we economisch niet de moeite waard vinden om werk te noemen.
Het moet verhullen dat iemand die een arbeidsprestatie levert loon ontvangt van degene die van die arbeidsprestatie nut ondervindt.
Het moet verhullen dat arbeid de prestatie is, en dat het loon dat daarvoor betaald moet worden, de tegenprestatie is.
Het moet verhullen dat iemand gevraagd wordt een citroen te leveren, om dat vervolgens een te knol noemen.

Het moet vooral verhullen dat we denken dat mensen die behoefte aan bijstand hebben niet deelnemen aan de samenleving, als wij dat niet bij de wet regelen.

We?

“We” dat zijn diegenen die roeping voelden en verkozen werden om de maatschappij zodanig te organiseren dat de boel een beetje bij elkaar blijft.
Verkozen werden bij een of andere ironische vorm van genade.
Politici.
Bestuurders.
De onderhoudsmonteurs van de steunberen van de samenleving.*)
Het moet verhullen dat “we” niet in staat zijn om de boel te organiseren.
Het moet verhullen dat “we” de boel zelfs niet een beetje bij elkaar kunnen houen.

Voor mij verhult het helemaal niks.
Voor mij is het heel erg duidelijk hoe “we” het collectieve denken over hulpbehoevenden, zij die op afstand van ons collectief een manier moeten vinden om overeind te blijven, willen beïnvloeden.
Voor mij is het heel erg duidelijk hoe uiteindelijk de participatiesamenleving niet zo heel erg collectief is.

Voor mij maakt het heel erg duidelijk welk beeld het collectief heeft van de samenleving die participeert.
Hoe het collectief maximaal precies zoveel wil participeren in “haar” samenleving als minimaal noodzakelijk is.

*) met dank aan Kees Schuyt

Thursday, January 2, 2014

boodschap

Een van de (betere) media outlets van NL brengt op haar website, als vervolg op het bericht van het skiongeluk van Michael Schumacher, een nieuwsitem met deze kop: Manager: ‘Vrouw en kinderen Schumacher in shock.’

Een bureaujournalist?
Zonder enige twijfel.

De man/vrouw zal zelf toch ook wel weten dat hiermee geen nieuws wordt gebracht?
Opnieuw: zonder enige twijfel.

Wat ik mij afvraag: welke blijde of treurige boodschap wil zo’n “sportredacteur” ons hiermee brengen?