Onder het kopje God is springlevend in de moderne filosofie melden Emanuel Rutten en Jeroen de Ridder, docenten Wijsbegeerte aan de VU, dat Amerikaanse en Britse filosofen hebben nieuwe argumenten voor het bestaan van God ontwikkeld, die niet op gespannen voet staan met de wetenschap (Volkskrant 30/12/2014).
Ik wist niet dat God dood was.
Ik zou het ook heel erg vinden als God verdween uit de filosofie. Wijsbegeerte is, zoals het woord zegt, een begeerte naar wijsheid. En daar hoort kennis van de metafysica in het algemeen, de ideeënleer van Plato meer in het bizonder, en heel specifiek de vraag naar het bestaan van goden bij.
Is daar iets veranderd?
Voor zover ik weet niet.
De subtitel suggereert wel iets anders, maar ik, die het wereldje toch een beetje in de gaten houd, ben me van geen change bewust.
Wie in de economie traktaten produceert over de invisible hand of Adam Smith, kan op respect rekenen. Wie de invisible hand toe wil schrijven aan de voorzienende hand van Gods genade wordt verzocht een ander vak te kiezen.
Wie de big bang wil verkondigen of de evolutie ziet als materialistisch proces met deterministische trekjes, kan voor een met gemeenschapsgeld goed betaalde baan in de wetenschap terecht.
Wie daarin de hand van God wil zien wordt nog steeds met pek en veren behandeld. Wat die Amerikanen betreft: de leer van het Creationisme of Intelligent Design wordt nog immer officieel geweerd uit het curriculum.
Niets nieuws onder de zon zou je zeggen. Ten minste, niet wat mijn stokpaardjes betreft.
Ik heb niet vernomen van een aanzet tot een meer fundamentele definitie van het Godsbegrip, naar onderzoek over hoedanigheden van goden, of het tellen van de soort - naar analogie van het Human Brain Project
Noch is mij ergens meegedeeld dat die speciale tak van deze wetenschappelijke sport, de exegese, de kinderschoenen heeft uitgetrokken en voortaan exegese zal bedrijven zoals dat een zijtak van de filologie betaamt: onderzoek naar verhalen van mensen die bij het kampvuur hun oorsprong vinden, die ons in gecorrumpeerde vorm overgeleverd zijn, en Abraham David Jezus, bij gebrek aan enige tekenen van existentie, op hetzelfde bestaansniveau zien als Gilgamesj.
Wat wordt er dan wel gemeld in dit Volkskrantartikel? Wat is de ratio van publicatie?
Wel, dat mag je je afvragen.
Je mag veronderstellen: het vertellen van sprookjes.
Als er een nieuwe ster wordt gevonden, of stof wordt toegevoegd aan de kosmologie, wordt dat in soortgelijke artikelen expliciet uit de doeken gedaan.
Die nieuwe inzichten in de filosofie, waarvan in de subtitel sprake is, kunnen niet alleen niet met een lampje gezocht worden, ze ontbreken ten enenmale.
Het heet dat het verhaal over hoe achterhaald en onredelijk geloof in God is, een moderne mythe is ... de laatste veertig jaar heeft zich een kentering voltrokken ... mensen als Plantinga hebben nieuwe argumenten ontwikkeld die immuun zijn voor traditionele bezwaren ... maar het waarom van die moderne mythe, de hoedanigheid van die kentering, die nieuwe argumenten zelf - het komt allemaal niet aan bod.
Wel, het gaat natuurlijk om geloven.
Het geloof in God.
En zeg nu zelf: is er voor dat geloof een vastere grond te vinden dan in het bewijs van argumenten die niet geleverd hoeven te worden, in de zekerheid van een boodschap waarvan de werkelijkheidszin zich aan iedere waarneming onttrekt
Zo is het maar net: het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet
Amen, ja amen.
Wednesday, December 31, 2014
Thursday, December 11, 2014
over machtsspelletjes ... en zij die het gelag betalen
USA, en in haar kielzog de EU, hebben in Ukraine een mooi speeltje gevonden om aan machtspolitiek te doen. Een echte troefkaart. Dat dat ook nog tot dramatische ongelukken kan leiden is inmiddels bekend ... en wordt opnieuw duidelijk.
MH17 hoeft niet noodzakelijk een ongeluk te zijn geweest. Volgens de stieren in Washington en Brussel kan dat niet: per ongeluk iets neerschieten. Dat hebben de Russische stieren en hun handlangers expres gedaan.
Volgens mij is het ook heel goed denkbaar dat niet de Russen, maar de Amerikanen en hun handlangers dit op hun geweten hebben. Ik geloof de Amerikaanse versie van het verhaal in ieder geval niet. Ik ben niet de enige in het Westen. En hele volksstammen in Rusland en op de Krim geloven de Amerikaanse versie ook niet.
Nu haalt U natuurlijk meesmuilend de schouders op: ach die Russen.
Realiseert U zich wel, dat de Russen niet veel anders worden geïnformeerd dan U: door serviele media, wier slippendragers graag een tekstje schrijven waaruit blijkt dat ...
Het heeft ons bij NRC in ieder geval een hoogst lachwekkende disclaimer opgeleverd dat nieuws dat uit Rusland en van De Krim komt gekleurd kan zijn, want niet gechecked. Alsof de NRC het spoor terug van nieuws dat uit Washington komt wel volgt.
» Mr. President , ...
» Tell me, Bob
En Bob is heel erg blij dat mr. President hem bij zijn naam noemt, in plaats van te eisen dat mr. President zou zeggen: please mr. Editor in Chief.
Ik kan U trouwens verzekeren dat er ook in Ukraine heel wat mensen rondlopen die die praatjes niet geloven. Die mensen weten welke stieren in hun eigen Kiev het landschap domineren, die kennen hun pappenheimers.
Maar ... we hebben er de spannende actie van een boycot aan overgehouden. Iedereen tuimelde over iedereen heen om drastische maatregelen te eisen. We mogen de stieren eigenlijk wel dankbaar zijn dat het tromgeroffel niet op oorlog is uitgelopen. Alhoewel .... het is nog niet helemaal uit de "politieke" horizon verdwenen.
Die boycot dus.
Je begrijpt dat politieke leiders in tijden van crisis graag aan ontwikkelingshulp morrelen. Dat valt op zulke momenten goed, zelfs bij de minder liberaal-conservatieve gemeente.
Het mag daarom een klein wondertje heten dat het kiezersvolk ook te porren was, in deze economisch slechte tijd, voor een boycot van alles wat Russisch was. Niemand die aan een boemerang dacht.
De gereformeerde bakker op ons dorp wist al dat je beter geloofsneutraal brood kunt bakken - te weinig gereformeerden om zijn eigen brood veilig te stellen. Maar ook de hervormde bakkers wisten dat, want er waren wel meer hervormden, maar er waren ook meer hervormde bakkers.
En in tijden van crisis kon de herder der schapen zich er ook nog wel eens mee bemoeien, dus het was maar beter om je relaties goed te houden.
Wat gelovige bakkers en het onderhouden van relaties én oud-communistische vijandbeelden met elkaar van doen hebben, moet U zelf maar uitvinden - feit is dat de melkboeren nu grote problemen hebben. De Russen nemen geen melk meer af, het aanbod in NL is groter, dus gaat de prijs omlaag ... die arme boeren, wie het water altijd al tot aan de lippen staat, staat het water nu nog hoger aan de lippen. Zo hoog, dat ...
... ik heb al eens eerder gezegd: we kunnen naar de maan, we kunnen verschrikkelijk grote tankschepen bouwen die blijven drijven en ook nog bestuurbaar zijn. Maar we hebben nog nooit gehoord van folie om een tanker, op de heenweg om olie op te halen, van binnen te bekleden zodat ons melkoverschot gezond en wel naar arme landen vervoerd kan worden om daar tegen een schappelijke prijs uit te reiken ....
... zo hoog dus dat melken geen zin meer heeft in de ogen van de boeren. En dus zijn er deze week, volgens bericht van de brancheorganisatie LTO, 5000 koeien meer geslacht dan in een normale week. Let wel: dat is 50%. Normaal worden er 10.000 geslacht, nu zijn er 15.000 geslacht.
Die arme beesten, ze geven nog prima melk, maar vanwege de prijsverhoudingen is het nu gunstiger om te slachten.
Over image gesproken, eigenlijk zou ik wel eens willen weten hoeveel van die 5000 koeien er van Campina zijn, en hoeveel er uit een melkbatterij komen. Ik mag toch hopen dat ze die Campinakoeien, die zo heerlijk in de wei huppelen, niet als melkkoetje zien waarvan de opbrengst bepalend is voor het levenseinde.
Ik vrees dat het laatste weer heel erg naïef is van mijn kant.
En, bent U, evenals ik, ook zeer benieuwd wanneer er weer sprake zal zijn van een vleesberg?
MH17 hoeft niet noodzakelijk een ongeluk te zijn geweest. Volgens de stieren in Washington en Brussel kan dat niet: per ongeluk iets neerschieten. Dat hebben de Russische stieren en hun handlangers expres gedaan.
Volgens mij is het ook heel goed denkbaar dat niet de Russen, maar de Amerikanen en hun handlangers dit op hun geweten hebben. Ik geloof de Amerikaanse versie van het verhaal in ieder geval niet. Ik ben niet de enige in het Westen. En hele volksstammen in Rusland en op de Krim geloven de Amerikaanse versie ook niet.
Nu haalt U natuurlijk meesmuilend de schouders op: ach die Russen.
Realiseert U zich wel, dat de Russen niet veel anders worden geïnformeerd dan U: door serviele media, wier slippendragers graag een tekstje schrijven waaruit blijkt dat ...
Het heeft ons bij NRC in ieder geval een hoogst lachwekkende disclaimer opgeleverd dat nieuws dat uit Rusland en van De Krim komt gekleurd kan zijn, want niet gechecked. Alsof de NRC het spoor terug van nieuws dat uit Washington komt wel volgt.
» Mr. President , ...
» Tell me, Bob
En Bob is heel erg blij dat mr. President hem bij zijn naam noemt, in plaats van te eisen dat mr. President zou zeggen: please mr. Editor in Chief.
Ik kan U trouwens verzekeren dat er ook in Ukraine heel wat mensen rondlopen die die praatjes niet geloven. Die mensen weten welke stieren in hun eigen Kiev het landschap domineren, die kennen hun pappenheimers.
Maar ... we hebben er de spannende actie van een boycot aan overgehouden. Iedereen tuimelde over iedereen heen om drastische maatregelen te eisen. We mogen de stieren eigenlijk wel dankbaar zijn dat het tromgeroffel niet op oorlog is uitgelopen. Alhoewel .... het is nog niet helemaal uit de "politieke" horizon verdwenen.
Die boycot dus.
Je begrijpt dat politieke leiders in tijden van crisis graag aan ontwikkelingshulp morrelen. Dat valt op zulke momenten goed, zelfs bij de minder liberaal-conservatieve gemeente.
Het mag daarom een klein wondertje heten dat het kiezersvolk ook te porren was, in deze economisch slechte tijd, voor een boycot van alles wat Russisch was. Niemand die aan een boemerang dacht.
De gereformeerde bakker op ons dorp wist al dat je beter geloofsneutraal brood kunt bakken - te weinig gereformeerden om zijn eigen brood veilig te stellen. Maar ook de hervormde bakkers wisten dat, want er waren wel meer hervormden, maar er waren ook meer hervormde bakkers.
En in tijden van crisis kon de herder der schapen zich er ook nog wel eens mee bemoeien, dus het was maar beter om je relaties goed te houden.
Wat gelovige bakkers en het onderhouden van relaties én oud-communistische vijandbeelden met elkaar van doen hebben, moet U zelf maar uitvinden - feit is dat de melkboeren nu grote problemen hebben. De Russen nemen geen melk meer af, het aanbod in NL is groter, dus gaat de prijs omlaag ... die arme boeren, wie het water altijd al tot aan de lippen staat, staat het water nu nog hoger aan de lippen. Zo hoog, dat ...
... ik heb al eens eerder gezegd: we kunnen naar de maan, we kunnen verschrikkelijk grote tankschepen bouwen die blijven drijven en ook nog bestuurbaar zijn. Maar we hebben nog nooit gehoord van folie om een tanker, op de heenweg om olie op te halen, van binnen te bekleden zodat ons melkoverschot gezond en wel naar arme landen vervoerd kan worden om daar tegen een schappelijke prijs uit te reiken ....
... zo hoog dus dat melken geen zin meer heeft in de ogen van de boeren. En dus zijn er deze week, volgens bericht van de brancheorganisatie LTO, 5000 koeien meer geslacht dan in een normale week. Let wel: dat is 50%. Normaal worden er 10.000 geslacht, nu zijn er 15.000 geslacht.
Die arme beesten, ze geven nog prima melk, maar vanwege de prijsverhoudingen is het nu gunstiger om te slachten.
Over image gesproken, eigenlijk zou ik wel eens willen weten hoeveel van die 5000 koeien er van Campina zijn, en hoeveel er uit een melkbatterij komen. Ik mag toch hopen dat ze die Campinakoeien, die zo heerlijk in de wei huppelen, niet als melkkoetje zien waarvan de opbrengst bepalend is voor het levenseinde.
Ik vrees dat het laatste weer heel erg naïef is van mijn kant.
En, bent U, evenals ik, ook zeer benieuwd wanneer er weer sprake zal zijn van een vleesberg?
Monday, December 1, 2014
de schepping
Ik sloeg zaterdag de NRC open ...
In the beginning God created the heaven and the earth.
And the earth was without form, and void; and darkness was upon the face of the deep. And the Spirit of God moved upon the face of the waters.
And God said, Let there be light: and there was light.
And God saw the light, that it was good: and God divided the light from the darkness.
And God called the light Day, and the darkness he called Night. And the evening and the morning were the first day.
[...]
And God saw every thing that he had made, and, behold, it was very good. And the evening and the morning were the sixth day.
NB ik citeer hier de oude King James, een beetje uit gemakzucht omdat ik die op de PC heb, maar vooral omdat het een mooie tekst is
Het is het overbekende verhaal dat ons is overgeleverd vanuit de Joodse vertellingen. Het is opgenomen in de bundel Genesis, die verhaalt van het rondwandelen van de eerste mensen. Prachtige verhalen staan er in die bundel.
Genesis is niet uniek in zijn soort. Ik heb hier een boekje voor me liggen, De Schepping - verhalen over het begin van de wereld uit alle windstreken. En dan blijkt dat veel beschavingen en culturen dit soort verhalen hanteerden om zich een beeld te vormen van het begin van de tijden. Zeg maar: om het bespreekbaar te maken, om houvast te hebben.
Het was niet onbekend dat ...
Genesis is opgenomen in een andere bundel: de bijbel. En het instituut dat De Bijbel heeft georganiseerd bepaalde dat de schepping wel in zes dagen had plaats gevonden. En er waren ook geleerden die berekenden dat de aarde 4 duizend jaar oud was of, andere berekening, 20 miljoen jaar oud was.
Nu, al bijna diep in de 21ste eeuw lopen zulke berekeningen nog steeds uiteen. Voor de omvang van de menselijke populatie in de begindagen van 7500 (2008) via 15000 (2010) naar 10000 (2011).
Ironie, oh ironie ... het boekje De Schepping eindigt met het moderne westerse scheppingsverhaal over de ontwikkeling van de kosmos en het ontstaan van het leven: de evolutieleer. Want er is ene Darwin langs gekomen, en die heeft het denken in het westen danig op zijn kop gezet.
Nu is het niet zo moeilijk om het denken in het westen op zijn kop te zetten. Het westerse denken is namelijk zeer gefixeerd op her westen en gaat over wat er in het westen bedacht is.
Zo is daar de Leidse arabist Hans Jansen, ook wel bekend van het proces Wilders en etentjes ter zake, die documenten produceert waaruit moet blijken dat het Christendom logisch in elkaar steekt en een rationele basis heeft, maar dat de islamidee, naast dat het gebaseerd is op de zeer tot agressie oproepende Koran, een bijeengeraapt zootje is, evenals de Moslimsamenleving die daar open voor staat.
En er verschijnen wel documenten na iemands dood, maar Hans Jansen is nog lang niet dood, en ik heb nog nooit gehoord van documenten die ver voor iemands geboorte gepubliceerd zijn, dus dit is zeer actueel gedachtegoed.
De bundel Genesis is beperkt van omvang. Een aantal mooie verhalen, metaforen, volstaat om de dageraad van onze beschaving te schilderen. Uiteraard zijn er wel veel boeken over Genesis geschreven: heeft de slang echt gesproken, waar is de ark gebleven, kan jou een ongeluk overkomen als je aan zelfbevrediging doet ... dat soort dingen.
Maar zelfs in de bijbel is Genesis niet echt van belang: God wordt neergezet als schepper aller dingen en gids van zijn volk, maar de eredienst aan Hem wordt eerst pas in Exodus gedefinieerd en vorm gegeven. Aan Genesis wordt verder niet veel meer gerefereerd - behalve dan door Paulus, die de mens Adam nodig heeft om zijn verhaaltjes over de slechtheid van de mens en de genade die daarop (voor sommigen!) volgt, te kunnen slijten.
Zo niet de bundel van de evolutieleer. Dat is een canon waarbij de bijbel niet alleen niet in diens schaduw kan staan: als je die leer ziet, kun je de Bijbel niet eens terugvinden, de omvang daarvan moet je dan in nano, of misschien wel zepto uitdrukken.
Begrijpelijk. De evolutieleer houdt niet van metaforen. Alles moet in het echt beschreven worden. Ook waarover men niet spreken kan - en dat is veel; voor de hiaten in het boek van de ontwikkeling van het leven zou je een leerstoel kunnen inrichten - wordt veel geschreven. Wat je kunt doen met een halve vleugel. En wat er nuttig is aan een oog dat nog geen oog is. (Dat weten de evolutionisten wel hoor, zeggen ze, maar het moet op zijn minst beschreven worden voor creationisten.)
Zo is er iemand die veel weet van blind watchmakers en selfish genes. HIj heeft ook nog tijd over om die onzinnige genesismetaforen te ontzenuwen en te bestrijden. Vermoedelijk is dat een bijproduct van de evolutieleer, zoals de ruimtevaarttechnologie vruchten heeft afgeworpen voor de medische stand.
En er zijn modellen gecrëeerd om te kunnen meedelen dat alles wat er gebeurd is in een aantal achter ons liggende eons heel logisch is. Weliswaar doen die modellen nog niet waarvoor modellen gewoonlijk bedoeld zijn: voorspellen bijv. wanneer we nu eens verlost zullen zijn van ons wormvormig aanhangsel zodat dat niet meer kan opspelen, of wanneer we voldoende gewapend zijn tegen de gevaren van ultraviolette straling zodat we die ozonlaag niet meer nodig hebben - maar ze leveren informatie die als zeer bruikbaar wordt ervaren.
Om dat allemaal vast te leggen, toe te lichten, begrijpelijk te houden, is veel papier nodig ... en is content management onmisbaar.
En recent is deze canon uitgebreid met weer enige documenten.
Zo is daar het boek van Andreas Wagner over the arrival of the fittest verschenen. Want, we kunnen wel spreken over survival of the fittest, maar waar komt die fittest dan wel vandaan. Daar heeft Wagner ruim 20 jaar onderzoek naar gedaan, en daarvan weer verslag in een dikke pil.
En dan is daar een artikel, geschreven door James Bullock, om te verklaren hoe het wonderlijke samenspel tussen dark matter, hydrogen en helium heeft geleid tot alles wat we zijn en wat we om ons heen zien. Terwijl dark matter (het Goede) in de tussentijd ook nog verwikkeld was en is in een strijd op leven en dood met dark energy (het Kwaad). De downward inclined trend van het artikel is wel dat het Goede niet zal overwinnen.
IK vermoed overigens dat dit niet zo zeer een uitbreiding van de canon is, maar eerder een apologie van Bullock waarmee hij de zingeving van zijn leven als cosmologist kan internaliseren.
En dan is daar, zeer recent, een artikel van Diana Fleischman ... uh ... eerst even zeggen dat ik hier ontzettend positief ben, opdat U er niet overheen leest ... een door mij dus als zeer positief beoordeeld artikel van Diana Fleischman: exploring homosexual behaviour in evolution.
Ik heb lang in Amsterdam gewoond: een samenleving wel zo hetero wat betreft het samengaan van de homoseksuele en heteroseksuele samenlevingsvormen dat je er werkelijk alles kunt onderzoeken. Eigen onderzoek heeft mij geleerd dat er heel aardige homo's en heel aardige hetero's zijn, zoals er ook wanhopig klierige hetero's bestaan naast wanhopig klierige homo's.
Diana Fleischman's onderzoekingen hebben geleid tot de conclusie dat [H]omosexual behaviour may have evolved to promote social bonding in humans, en dat [T]he results of a preliminary study provide the first evidence that our need to bond with others increases our openness to engaging in homosexual behaviour.
Ik ben heel blij voor de homoseksuele medemens, vooral voor de homoseksuele man. Zonder dat ze procreatief zijn dragen ze toch hun steentje bij aan de evolutie van de mens.
En zo komt er geen einde aan dit laatste scheppingsverhaal. Ook in het boekje De Schepping verslaat het de meeste artikelen in benodigde ruimte om het beknopte verhaal te vertellen.
En toen ...
En toen sloeg ik de NRC van zaterdag open. Die krant voegt zelf niks toe aan de canon, maar bericht over uitbreidingen van de canon.
Allereerst een artikeltje over een vergelijkend onderzoek tussen de hersentjes van de muis en de hersens van de mens. Je vraagt je af waar zulk warenonderzoek voor nodig is: muizen kopen muizenhersentjes en mensen kopen mensenhersens. Maar goed, wat blijkt: mensen denken wel 10x sneller dan muizen. Uiteraard, zou ik zeggen, anders hadden we vermoedelijk nooit van dit onderzoek gehoord, indachtig de wijze woorden die Michael Corballis ons meegeeft als hij over dit soort mensenspelletjes spreekt.
Dan een groot artikel over de ontwikkeling van de zoogdieren. Wat blijkt: het - nu nog! overeind staande - beeld van vroege zoogdieren als schichtige onderkruipsels tussen de machtige dinosaurussen klopt niet. Chinese fossielen onthullen een verrassende en vroege diversiteit. Het heet "ongelooflijk!". (Uitroepteken van de paleontologen.)
En je vraagt je af: is het denkbaar dat mensen te snel denken.
Dan een, eveneens groot, artikel over de kaart van ons brein. Wat is er aan de hand: wij oriënteren ons niet te veel op oude breinkaarten, nee wij negeren oude breinkaarten die veel bruikbaarder zijn dan moderne breinkaarten.
Bij het Nederlands Hersen Instituut werkt ene Rudolf Nieuwenhuys - emeritus, en daarom als vrijwilliger! - die een hersenkaart van het Duitse echtpaar Vogt ontdekt heeft, die nu honderd jaar geleden een beeld gaf van het brein dat veel beter is dan de nu gehanteerde kaarten.
Recent heb ik als gastschrijver op Op zoek naar de klepel, het blog van Marleen Roelofs, in een gastbijdrage verslag mogen doen van onderzoekingen in de hedendaagse literatuur over het brein, waarvoor tekenden Michio Kaku (2014) de hierboven genoemde Michael Corballis (2013) en een aantal neurologen NL (een bundel uit 2008, derde oplage 2011).
Geen van de drie boeken refereert aan deze mensen, noch aan Nieuwenhuys, nog aan het echtpaar Vogt.
En je vraagt je af: zijn er ook mensen die liever hersentjes kopen bij de dierenwinkel, lekker goedkoop, zoals je ook heel voordelig kunt shoppen bij Liddl.
Ik begrijp dat het westerse denken wel eens op zijn kop gezet wordt omdat het teveel westers georiënteerd is. Maar het is dus nog erger: het is op eilandjes in die westerse archipel georiënteerd.
Het eigen eilandje ... vrees ik.
In the beginning God created the heaven and the earth.
And the earth was without form, and void; and darkness was upon the face of the deep. And the Spirit of God moved upon the face of the waters.
And God said, Let there be light: and there was light.
And God saw the light, that it was good: and God divided the light from the darkness.
And God called the light Day, and the darkness he called Night. And the evening and the morning were the first day.
[...]
And God saw every thing that he had made, and, behold, it was very good. And the evening and the morning were the sixth day.
NB ik citeer hier de oude King James, een beetje uit gemakzucht omdat ik die op de PC heb, maar vooral omdat het een mooie tekst is
Het is het overbekende verhaal dat ons is overgeleverd vanuit de Joodse vertellingen. Het is opgenomen in de bundel Genesis, die verhaalt van het rondwandelen van de eerste mensen. Prachtige verhalen staan er in die bundel.
Genesis is niet uniek in zijn soort. Ik heb hier een boekje voor me liggen, De Schepping - verhalen over het begin van de wereld uit alle windstreken. En dan blijkt dat veel beschavingen en culturen dit soort verhalen hanteerden om zich een beeld te vormen van het begin van de tijden. Zeg maar: om het bespreekbaar te maken, om houvast te hebben.
Het was niet onbekend dat ...
... een schepper heeft veel tijd nodig, nu eens schept hij, dan weer niet. De kwaliteit en de kwantiteit van wat Hij maakt kan zeer verschillend zijn ... (uit Corpus Hermeticum).En zo zijn er ook in diverse culturen de verhalen over de zondvloed - het uitbannen van alle kwaad; zeg maar de herschepping, met diverse achtergronden en diverse uitwerkingen.
Genesis is opgenomen in een andere bundel: de bijbel. En het instituut dat De Bijbel heeft georganiseerd bepaalde dat de schepping wel in zes dagen had plaats gevonden. En er waren ook geleerden die berekenden dat de aarde 4 duizend jaar oud was of, andere berekening, 20 miljoen jaar oud was.
Nu, al bijna diep in de 21ste eeuw lopen zulke berekeningen nog steeds uiteen. Voor de omvang van de menselijke populatie in de begindagen van 7500 (2008) via 15000 (2010) naar 10000 (2011).
Ironie, oh ironie ... het boekje De Schepping eindigt met het moderne westerse scheppingsverhaal over de ontwikkeling van de kosmos en het ontstaan van het leven: de evolutieleer. Want er is ene Darwin langs gekomen, en die heeft het denken in het westen danig op zijn kop gezet.
Nu is het niet zo moeilijk om het denken in het westen op zijn kop te zetten. Het westerse denken is namelijk zeer gefixeerd op her westen en gaat over wat er in het westen bedacht is.
Zo is daar de Leidse arabist Hans Jansen, ook wel bekend van het proces Wilders en etentjes ter zake, die documenten produceert waaruit moet blijken dat het Christendom logisch in elkaar steekt en een rationele basis heeft, maar dat de islamidee, naast dat het gebaseerd is op de zeer tot agressie oproepende Koran, een bijeengeraapt zootje is, evenals de Moslimsamenleving die daar open voor staat.
En er verschijnen wel documenten na iemands dood, maar Hans Jansen is nog lang niet dood, en ik heb nog nooit gehoord van documenten die ver voor iemands geboorte gepubliceerd zijn, dus dit is zeer actueel gedachtegoed.
De bundel Genesis is beperkt van omvang. Een aantal mooie verhalen, metaforen, volstaat om de dageraad van onze beschaving te schilderen. Uiteraard zijn er wel veel boeken over Genesis geschreven: heeft de slang echt gesproken, waar is de ark gebleven, kan jou een ongeluk overkomen als je aan zelfbevrediging doet ... dat soort dingen.
Maar zelfs in de bijbel is Genesis niet echt van belang: God wordt neergezet als schepper aller dingen en gids van zijn volk, maar de eredienst aan Hem wordt eerst pas in Exodus gedefinieerd en vorm gegeven. Aan Genesis wordt verder niet veel meer gerefereerd - behalve dan door Paulus, die de mens Adam nodig heeft om zijn verhaaltjes over de slechtheid van de mens en de genade die daarop (voor sommigen!) volgt, te kunnen slijten.
Zo niet de bundel van de evolutieleer. Dat is een canon waarbij de bijbel niet alleen niet in diens schaduw kan staan: als je die leer ziet, kun je de Bijbel niet eens terugvinden, de omvang daarvan moet je dan in nano, of misschien wel zepto uitdrukken.
Begrijpelijk. De evolutieleer houdt niet van metaforen. Alles moet in het echt beschreven worden. Ook waarover men niet spreken kan - en dat is veel; voor de hiaten in het boek van de ontwikkeling van het leven zou je een leerstoel kunnen inrichten - wordt veel geschreven. Wat je kunt doen met een halve vleugel. En wat er nuttig is aan een oog dat nog geen oog is. (Dat weten de evolutionisten wel hoor, zeggen ze, maar het moet op zijn minst beschreven worden voor creationisten.)
Zo is er iemand die veel weet van blind watchmakers en selfish genes. HIj heeft ook nog tijd over om die onzinnige genesismetaforen te ontzenuwen en te bestrijden. Vermoedelijk is dat een bijproduct van de evolutieleer, zoals de ruimtevaarttechnologie vruchten heeft afgeworpen voor de medische stand.
En er zijn modellen gecrëeerd om te kunnen meedelen dat alles wat er gebeurd is in een aantal achter ons liggende eons heel logisch is. Weliswaar doen die modellen nog niet waarvoor modellen gewoonlijk bedoeld zijn: voorspellen bijv. wanneer we nu eens verlost zullen zijn van ons wormvormig aanhangsel zodat dat niet meer kan opspelen, of wanneer we voldoende gewapend zijn tegen de gevaren van ultraviolette straling zodat we die ozonlaag niet meer nodig hebben - maar ze leveren informatie die als zeer bruikbaar wordt ervaren.
Om dat allemaal vast te leggen, toe te lichten, begrijpelijk te houden, is veel papier nodig ... en is content management onmisbaar.
En recent is deze canon uitgebreid met weer enige documenten.
Zo is daar het boek van Andreas Wagner over the arrival of the fittest verschenen. Want, we kunnen wel spreken over survival of the fittest, maar waar komt die fittest dan wel vandaan. Daar heeft Wagner ruim 20 jaar onderzoek naar gedaan, en daarvan weer verslag in een dikke pil.
En dan is daar een artikel, geschreven door James Bullock, om te verklaren hoe het wonderlijke samenspel tussen dark matter, hydrogen en helium heeft geleid tot alles wat we zijn en wat we om ons heen zien. Terwijl dark matter (het Goede) in de tussentijd ook nog verwikkeld was en is in een strijd op leven en dood met dark energy (het Kwaad). De downward inclined trend van het artikel is wel dat het Goede niet zal overwinnen.
IK vermoed overigens dat dit niet zo zeer een uitbreiding van de canon is, maar eerder een apologie van Bullock waarmee hij de zingeving van zijn leven als cosmologist kan internaliseren.
En dan is daar, zeer recent, een artikel van Diana Fleischman ... uh ... eerst even zeggen dat ik hier ontzettend positief ben, opdat U er niet overheen leest ... een door mij dus als zeer positief beoordeeld artikel van Diana Fleischman: exploring homosexual behaviour in evolution.
Ik heb lang in Amsterdam gewoond: een samenleving wel zo hetero wat betreft het samengaan van de homoseksuele en heteroseksuele samenlevingsvormen dat je er werkelijk alles kunt onderzoeken. Eigen onderzoek heeft mij geleerd dat er heel aardige homo's en heel aardige hetero's zijn, zoals er ook wanhopig klierige hetero's bestaan naast wanhopig klierige homo's.
Diana Fleischman's onderzoekingen hebben geleid tot de conclusie dat [H]omosexual behaviour may have evolved to promote social bonding in humans, en dat [T]he results of a preliminary study provide the first evidence that our need to bond with others increases our openness to engaging in homosexual behaviour.
Ik ben heel blij voor de homoseksuele medemens, vooral voor de homoseksuele man. Zonder dat ze procreatief zijn dragen ze toch hun steentje bij aan de evolutie van de mens.
En zo komt er geen einde aan dit laatste scheppingsverhaal. Ook in het boekje De Schepping verslaat het de meeste artikelen in benodigde ruimte om het beknopte verhaal te vertellen.
En toen ...
En toen sloeg ik de NRC van zaterdag open. Die krant voegt zelf niks toe aan de canon, maar bericht over uitbreidingen van de canon.
Allereerst een artikeltje over een vergelijkend onderzoek tussen de hersentjes van de muis en de hersens van de mens. Je vraagt je af waar zulk warenonderzoek voor nodig is: muizen kopen muizenhersentjes en mensen kopen mensenhersens. Maar goed, wat blijkt: mensen denken wel 10x sneller dan muizen. Uiteraard, zou ik zeggen, anders hadden we vermoedelijk nooit van dit onderzoek gehoord, indachtig de wijze woorden die Michael Corballis ons meegeeft als hij over dit soort mensenspelletjes spreekt.
Dan een groot artikel over de ontwikkeling van de zoogdieren. Wat blijkt: het - nu nog! overeind staande - beeld van vroege zoogdieren als schichtige onderkruipsels tussen de machtige dinosaurussen klopt niet. Chinese fossielen onthullen een verrassende en vroege diversiteit. Het heet "ongelooflijk!". (Uitroepteken van de paleontologen.)
En je vraagt je af: is het denkbaar dat mensen te snel denken.
Dan een, eveneens groot, artikel over de kaart van ons brein. Wat is er aan de hand: wij oriënteren ons niet te veel op oude breinkaarten, nee wij negeren oude breinkaarten die veel bruikbaarder zijn dan moderne breinkaarten.
Bij het Nederlands Hersen Instituut werkt ene Rudolf Nieuwenhuys - emeritus, en daarom als vrijwilliger! - die een hersenkaart van het Duitse echtpaar Vogt ontdekt heeft, die nu honderd jaar geleden een beeld gaf van het brein dat veel beter is dan de nu gehanteerde kaarten.
Recent heb ik als gastschrijver op Op zoek naar de klepel, het blog van Marleen Roelofs, in een gastbijdrage verslag mogen doen van onderzoekingen in de hedendaagse literatuur over het brein, waarvoor tekenden Michio Kaku (2014) de hierboven genoemde Michael Corballis (2013) en een aantal neurologen NL (een bundel uit 2008, derde oplage 2011).
Geen van de drie boeken refereert aan deze mensen, noch aan Nieuwenhuys, nog aan het echtpaar Vogt.
En je vraagt je af: zijn er ook mensen die liever hersentjes kopen bij de dierenwinkel, lekker goedkoop, zoals je ook heel voordelig kunt shoppen bij Liddl.
Ik begrijp dat het westerse denken wel eens op zijn kop gezet wordt omdat het teveel westers georiënteerd is. Maar het is dus nog erger: het is op eilandjes in die westerse archipel georiënteerd.
Het eigen eilandje ... vrees ik.
Thursday, November 27, 2014
soup, painted by ...
Een mens vraagt zich af: zit James Bullock nou een prachtig schilderij te bewonderen, of kijkt hij naar een computerscherm waar golfjes en ander hemels gedruis in kleurtjes van de regenboog worden vertaald.
James Bullock is een cosmologist die een artikel geschreven heeft over dark matter and the origin of life. Cosmologist, zoals in de zin: "he is a cosmologist, working on the statistical measures of the spatial distribution of galaxies and galaxy formation". De Nederlandse taal kent dit begrip niet - zeg maar astronoom, vermoedelijk omdat het niet zo heel erg veel lichtjaren verwijderd is van astroloog.
Mijn aandacht werd gegrepen door deze subtitel: How material we’d never notice if we kept our eyes on Earth alone helped give rise to all that we are.
Ik dacht: aha, we hebben iets buiten onze aardse atmosfeer gezien dat ons heeft geholpen onze technologie verder te ontwikkelen.
Ik dacht ook: moeten scholars echt in het heelal kijken om op ideeën te komen om onze technologie op weg te helpen?
De eerste alinea alleen al.
The origin of life is one of the great mysteries of science. Even the definition of life is widely debated. But one thing that’s agreed upon is this: complex molecules are required. This is because life does amazingly elaborate things: it extracts energy from its environment, it replicates, and it evolves by natural selection. Intricate biochemical machinery like this requires a set of intricate building blocks.
Volgens mij is er mystery en is er science. Mysteries of science ken ik niet.
Nou ja, a mystery is het dat ze in science blijken het over één ding eens te zijn: complex molecules are required for life. Ze weten niet wat life is ... en je mag dus hopen dat ze het ook over dingen eens zijn waar ze wel iets vanaf weten.
Life does amazingly things: it extracts energy from its environment.
Okay, de aarde niet in haar beweging om de zon, gaat dat allemaal gratis?
De zon niet, in haar beweging door het melkwegstelsel?
Een vulkaan die erupteert onttrekt geen energie aan de aarde?
A set of intricate building blocks is required voor leven. Goh, ben ik even blij. Stel je voor dat een legodoos volstaan had voor mijn vader om mij ter wereld te brengen. En dat in een tijd dat er nog geen lego was - dat zou pas een wonder zijn geweest.
En zo komen er heel wat uitspraken langs.
You can’t build a self-replicating cell out of hydrogen and helium, much less a dinosaur or an upright ape.
Well, they did, didn't they. Er was de big bang - als je er in gelooft, als essentie bedoel ik - er kwam ook dark matter, in welke volgorde weet ik niet, wil ik ook niet weten, maar hier ben ik en ik schrijf dit op.
... modern cosmology tells us that our Universe is governed by two mysterious substances - dark matter and dark energy. [...] Luckily for us, dark matter has [beaten dark energy] for most of cosmic time, particularly in the all-important early stages.
Ja, en ik weet ook wat de oude kosmologie mij vertelde.
En, ik zal het nooit meemaken, meine Nachjenseitszeit, maar ik ben heel benieuwd wat postmodern cosmology will tell us.
NB hou die titanenstrijd tussen dark matter en dark energy even in Uw achterhoofd ... er komt nog moraal
Our Galaxy, the Milky Way, would have never collapsed out of the expanding rush of the Big Bang without the aid of dark matter’s pull. That means no Sun, no Earth, and no you.
Wie weet, maar wie zou er geweest zijn om ons dat te vertellen?
The primordial soup.
Wat een uitdrukking. Om Wagner maar eens positief te citeren: It sweeps our ignorance under the rug by giving it a different name.
Maar goed, ... when that soup of hydrogen, helium, and dark matter emerged from the Big Bang, everything was expanding. This isn’t the best situation for building complexity.
Nee, maar gelukkig not every part of the Universe kept expanding. Hè, eind goed al goed.
Had there been no dark matter in the beginning, there would have been a much lower level of primordial structure and much less gravity to make those tiny imperfections grow. The resulting universe today would be unrecognizable.
Oh ja, voor wie dan?
En als iemand dat had mogen aanschouwen, zou die dan het ons nu bekende universum niet als onherkenbaar - lees: vreemd, onwezenlijk - ervaren?
Het is duidelijk: dark matter heeft ons niet geholpen verder te komen dan ploegschaar en wiel. Dark matter is de oorzaak van onze existentie.
Maar .. en nu moet U op gaan passen ... early on, [dark matter] easily won its battle with dark energy in this regard. But if indications are correct, all of this is about to change. Relative to dark matter, the effect of dark energy is growing stronger with time. Dark matter is doomed to lose its cosmic arm wrestling match in a big way. When the Universe is a few times its current age, virtually all new galaxy formation will cease.
Oy veh.
Zelfs ik word stil bij dit visioen: nooit zullen wij meer een ster geboren zien worden.
It will be a last triumphant opportunity for our Universe to produce life, and maybe even a few critters to look up at the stars and wonder how they came to be.
Ik ben even confused: ernstige zaken die leiden tot a last triumphant opportunity, maar ... wellicht dat een paar armzalige schepselen het in verwondering mogen aanschouwen.
Revelations.
En een mens - dit mens - vraagt zich af: wat heb ik nou liever: een abstract kijkje in het heelal, voorgetoverd door iemand die een beeldscherm heeft verbonden met een telescoop ... of een orkest in de provincie die mij een stukje oude, of klassieke, of hedendaagse muziek laat horen.
Je kunt, zoals ik, je wenkbrauwen fronsen bij dit soort verhaaltjes. Niets wordt hier verteld.
Een sprookje misschien.
Het gaat de ruimte in. Dus, je mag het misschien wel gebazel noemen.
Ook wel: gelul.
Maar, het wordt gereblogged, de links worden doorgegeven, als een lopend vuurtje gaat het over internet.
Het gaat er in, bij een schare die niemand tellen kan ... als Gods woord in een ouderling.
James Bullock is een cosmologist die een artikel geschreven heeft over dark matter and the origin of life. Cosmologist, zoals in de zin: "he is a cosmologist, working on the statistical measures of the spatial distribution of galaxies and galaxy formation". De Nederlandse taal kent dit begrip niet - zeg maar astronoom, vermoedelijk omdat het niet zo heel erg veel lichtjaren verwijderd is van astroloog.
Mijn aandacht werd gegrepen door deze subtitel: How material we’d never notice if we kept our eyes on Earth alone helped give rise to all that we are.
Ik dacht: aha, we hebben iets buiten onze aardse atmosfeer gezien dat ons heeft geholpen onze technologie verder te ontwikkelen.
Ik dacht ook: moeten scholars echt in het heelal kijken om op ideeën te komen om onze technologie op weg te helpen?
De eerste alinea alleen al.
The origin of life is one of the great mysteries of science. Even the definition of life is widely debated. But one thing that’s agreed upon is this: complex molecules are required. This is because life does amazingly elaborate things: it extracts energy from its environment, it replicates, and it evolves by natural selection. Intricate biochemical machinery like this requires a set of intricate building blocks.
Volgens mij is er mystery en is er science. Mysteries of science ken ik niet.
Nou ja, a mystery is het dat ze in science blijken het over één ding eens te zijn: complex molecules are required for life. Ze weten niet wat life is ... en je mag dus hopen dat ze het ook over dingen eens zijn waar ze wel iets vanaf weten.
Life does amazingly things: it extracts energy from its environment.
Okay, de aarde niet in haar beweging om de zon, gaat dat allemaal gratis?
De zon niet, in haar beweging door het melkwegstelsel?
Een vulkaan die erupteert onttrekt geen energie aan de aarde?
A set of intricate building blocks is required voor leven. Goh, ben ik even blij. Stel je voor dat een legodoos volstaan had voor mijn vader om mij ter wereld te brengen. En dat in een tijd dat er nog geen lego was - dat zou pas een wonder zijn geweest.
En zo komen er heel wat uitspraken langs.
You can’t build a self-replicating cell out of hydrogen and helium, much less a dinosaur or an upright ape.
Well, they did, didn't they. Er was de big bang - als je er in gelooft, als essentie bedoel ik - er kwam ook dark matter, in welke volgorde weet ik niet, wil ik ook niet weten, maar hier ben ik en ik schrijf dit op.
... modern cosmology tells us that our Universe is governed by two mysterious substances - dark matter and dark energy. [...] Luckily for us, dark matter has [beaten dark energy] for most of cosmic time, particularly in the all-important early stages.
Ja, en ik weet ook wat de oude kosmologie mij vertelde.
En, ik zal het nooit meemaken, meine Nachjenseitszeit, maar ik ben heel benieuwd wat postmodern cosmology will tell us.
NB hou die titanenstrijd tussen dark matter en dark energy even in Uw achterhoofd ... er komt nog moraal
Our Galaxy, the Milky Way, would have never collapsed out of the expanding rush of the Big Bang without the aid of dark matter’s pull. That means no Sun, no Earth, and no you.
Wie weet, maar wie zou er geweest zijn om ons dat te vertellen?
The primordial soup.
Wat een uitdrukking. Om Wagner maar eens positief te citeren: It sweeps our ignorance under the rug by giving it a different name.
Maar goed, ... when that soup of hydrogen, helium, and dark matter emerged from the Big Bang, everything was expanding. This isn’t the best situation for building complexity.
Nee, maar gelukkig not every part of the Universe kept expanding. Hè, eind goed al goed.
Had there been no dark matter in the beginning, there would have been a much lower level of primordial structure and much less gravity to make those tiny imperfections grow. The resulting universe today would be unrecognizable.
Oh ja, voor wie dan?
En als iemand dat had mogen aanschouwen, zou die dan het ons nu bekende universum niet als onherkenbaar - lees: vreemd, onwezenlijk - ervaren?
Het is duidelijk: dark matter heeft ons niet geholpen verder te komen dan ploegschaar en wiel. Dark matter is de oorzaak van onze existentie.
Maar .. en nu moet U op gaan passen ... early on, [dark matter] easily won its battle with dark energy in this regard. But if indications are correct, all of this is about to change. Relative to dark matter, the effect of dark energy is growing stronger with time. Dark matter is doomed to lose its cosmic arm wrestling match in a big way. When the Universe is a few times its current age, virtually all new galaxy formation will cease.
Oy veh.
Zelfs ik word stil bij dit visioen: nooit zullen wij meer een ster geboren zien worden.
It will be a last triumphant opportunity for our Universe to produce life, and maybe even a few critters to look up at the stars and wonder how they came to be.
Ik ben even confused: ernstige zaken die leiden tot a last triumphant opportunity, maar ... wellicht dat een paar armzalige schepselen het in verwondering mogen aanschouwen.
Revelations.
En een mens - dit mens - vraagt zich af: wat heb ik nou liever: een abstract kijkje in het heelal, voorgetoverd door iemand die een beeldscherm heeft verbonden met een telescoop ... of een orkest in de provincie die mij een stukje oude, of klassieke, of hedendaagse muziek laat horen.
Je kunt, zoals ik, je wenkbrauwen fronsen bij dit soort verhaaltjes. Niets wordt hier verteld.
Een sprookje misschien.
Het gaat de ruimte in. Dus, je mag het misschien wel gebazel noemen.
Ook wel: gelul.
Maar, het wordt gereblogged, de links worden doorgegeven, als een lopend vuurtje gaat het over internet.
Het gaat er in, bij een schare die niemand tellen kan ... als Gods woord in een ouderling.
Tuesday, November 4, 2014
roeren in de oersoep
Given a rabbit in the hat, a magician can pull it out
but how to get rabblebits into the genetic hat?
parodying David L. Wilcox
Er is een eeuwigheid aan tijd. Heel belangrijk te onderkennen: er ligt een eeuwigheid voor ons, maar er ligt ook een eeuwigheid achter ons. Het wetenschappelijk geneuzel over de big bang mag dus prietpraat genoemd worden (evenals de nucleosynthesis - niet als fenomenen, maar als oerzaken).
Waar komt die rotzooi vandaan die daar uit elkaar spatte?
En waarom spatte het uit elkaar.
Je zou natuurlijk van "onze" big bang kunnen spreken, maar ook dat zou hoogmoed zijn, die hoogmoed die weliswaar voor de val komt, maar na de val ook altijd weer opstaat. Want dan is het nog niet de onze, of iemand moet vastgesteld hebben dat wij op deze aarde de enigen zijn die weet hebben van die big bang.
Er is een oneindigheid aan ruimte. Er zijn naar buiten toe geen grenzen aan het universum.
Voor mij geldt dat ook naar binnen toe. Er is geen enkele rationele grondslag die het bestaan van oneindig groot kan accepteren, maar het bestaan van oneindig klein moet afwijzen. Dus, dat wat wij atoom noemen, zal voor een "anders geaard" wezen een universum zijn.
Of er een oneindigheid aan materie is weet ik niet.
Er zijn er die denken van niet: een oneindigheid aan materie veronderstelt een oneindigheid aan zonnestelsels, en dat betekent een oneindigheid aan licht, ofwel: nooit nacht.
Plausibel argument. Eén fietslampje in een bos zorgt niet voor verlichting, maar een oneindige hoeveelheid fietslichtjes maakt alle bomen zichtbaar, hoe groot dat bos ook is.
Ik denk dat logisch gesproken aangenomen mag worden dat een oneindige ruimte een oneindige hoeveelheid materie kan bevatten, zonder dat die ruimte potdicht zit, dus ik houd het er op dat er een oneindige hoeveelheid materie is.
Er is, in de context van dit verhaal, in ieder geval genoeg materie.
NB ik laat hier bewust in het midden hoe we materie moeten zien.
Die materie reageert op elkaar. Wij noemen dat chemische reacties, maar daar heeft de materie geen weet van. Er gebeurt gewoon wat er gebeurt.
Voor mij is dat al leven.
Ik weet wel, er is in "dode" materie geen spoor te vinden van wat wij homeostase of metabolisme noemen. Maar daarmee is dan ook iedere verklaring afwezig voor dat wat er spontaan gebeurt als twee deeltjes materie bij elkaar in de buurt komen. Hoe je het wendt of keert: ze "paren".
Wat daaruit ontstaat, én "enige tijd" blijft bestaan, heet voor hen die het waar kunnen nemen, op het moment van waarnemen "the fittest". Een woord dat uitgevonden is om dat naar believen als label te plakken op ... tja, op alles wat geleid heeft tot het uitvinden van het woord fittest.
Een vorm van circular definition, eigenlijk.
De verzameling of the fittest zag er enkele eons terug heel anders uit dan de onze, en zal er enkele eons verder ook weer anders uit zien. (Persoonlijk ben ik eigenlijk wel benieuwd of de uitvinders van het woord fittest dan nog onderdeel van die verzameling zijn.)
De oorzaak van het ontstaan kennen we niet altijd, in ieder geval niet de oeroorzaak, maar het resultaat kennen we wel. En daar laten we graag onze nieuwsgierigheid, onze drang naar inzicht op los.
Het probleem daarbij is: afstand.
Er zijn dingen die gebeuren waar we te dicht bovenop zitten, fenomenen waar we door betrokkenheid, of door gebrek aan referentie weinig tot niks over kunnen zeggen. We zien de details, maar geen grote lijn.
Er zijn dingen die gebeurd zijn, waarvan we alleen nog maar minieme sporen terug vinden. Niet eens kleitabletten, hier en daar een fossiel. We zien wel de grote lijn, maar geen details.
Gould schreef: But how can we possibly know in detail what small bands of hunter-gatherers did in Africa two million years ago? These ancestors left some tools and bones, and paleoanthropologists can make some ingenious inferences from such evidence. But how can we possibly obtain the key information that would be required to show the validity of adaptive tales about an EEA: relations of kinship, social structures and sizes of groups, different activities of males and females, the roles of religion, symbolizing, storytelling, and a hundred other central aspects of human life that cannot be traced in fossils? We do not even know the original environment of our ancestors—did ancestral humans stay in one region or move about? How did environments vary through years and centuries?
Ik ben er van overtuigd dat een analoog verhaal gehouden moet worden over mutations in the nucleotide sequence of the genome.
We kunnen die materiedeeltjes zodanig uiteenrafelen dat we de wijzigingen die die deeltjes bij paring ondergaan kunnen benoemen, smoel kunnen geven. Op het moment dat we dat doen, zijn we boekhouders.
En heel armzalige boekhouders. We moeten ons het apelazarus gissen bij de overgang van het ene fossiel naar het andere, en als de mens na een volgend evolutie-eon is overgegaan naar zeg een vliegende vis die ook in staat is om door de ruimte van het zonnestelsel te zwemmen dan wordt dat dat eon later wel geconcludeerd, maar dan wordt daar vandaag helemaal geen boekhouding van gevoerd.
Wel, maak dan als financieel directeur maar eens een fatsoenlijke verlies- en winstrekening op. Laat staan dat de risk manager of een analist van een hedge fund tot enige zinnige actie kan besluiten.
En nu is daar dan Andreas Wagner, met zijn ARRIVAL OF THE FITTEST die een nobele poging onderneemt om de vraag te beantwoorden: als evolutie een kwestie is van survival of the fittest, waar kwam dan die fittest vandaan. En hij en zijn medewerkers, en andere wetenschappers, hebben een model ontwikkeld waarmee kon worden aangetoond dat de natuur inderdaad in staat was om zodanige mutaties te genereren dat we vandaag de dag zien wat we zien.
Wel, dank je de koekoek.
Voor deze open deur.
Er is tijd genoeg, er is ruimte genoeg, er is materie genoeg - er is zelfs tijd ruimte materie genoeg voor die ewige Wiederkehr van Nietzsche - dus het zou eigenlijk eerder verwondering moeten wekken als we vandaag de dag niet veel meer waren dan bolletjes kroos op een plas met water - behalve dan dat er niemand zou zijn bij wie die verwondering opgewekt kon worden.
Maar daarmee geeft de evolutietheorie eigenlijk een groot brevet van onvermogen af, laat ze een lacune zien van jewelste. Want, verklaren waarom iets gebeurt betekent ook: verklaren waarom iets vergelijkbaars niet gebeurt.
Wagner ziet dat iets anders.
Hij zegt: Think of a library that is so large that it contains all possible strings of letters. Each volume in this library contains a different string, and there would be many more volumes than there are atoms in the universe. We could call that a universal library. It would contain a lot of nonsense, but it would also contain a lot of interesting texts—your biography, my biography, the life story of every human who’s been alive, the political history of every country, all novels ever written. And it would also contain descriptions of every single technological innovation, from fire to the steam engine, to innovations we haven’t made yet. Nature innovates with libraries much like that one.
Ik kan de metafoor wel aanvoelen, ook wel begrijpen, maar heb toch een beetje moeite met de toepassing. Temeer daar hij de metafoor afgeeft als vervolg op een retorische opening: Random chance still plays a role [...] But there’s actually an organization process that helps these organisms discover new things.
Maar ik voel ook iets anders aan mijn water. Is het mogelijk dat Wagner hier zeer dienstbaar is aan het geloof van ene Warfield, theoloog en nog geboren voordat Darwins magnum opus het licht zag, that evolution cannot act as a substitute for creation, but at best can supply only a theory of the method of the divine providence...
Ofwel: cryptocreationism?
Wordt het nou niet eens tijd om te verklaren, of althans een poging in die richting te ondernemen, waarom en wanneer iets fittest is.
En wordt het vooral niet eens tijd om te verklaren, als we dan zo veel weten, waarom er een heleboel vormen, heel natuurlijke vormen, niet ontstaan zijn, of bij de eerste de beste poging om de kop boven het maaiveld uit te krijgen, weggevaagd zijn.
In een paper Design Explanation: determining the constraints on what can be alive wordt door Arno Wouters het woord "design" als het ware de wereld van de functional biologists binnen gedragen. Hij prefereert de functional explanations die deze mannen afgeven onder de noemer design explanations te vangen. Hij concludeert dan: Design explanations address the question of why it is more useful to certain organisms to have a trait they have rather than some conceivable alternative.
Die conclusie volgt, nadat hij heeft opgeschreven: There are three types of limitations on living beings’ design: (1) it must be possible to generate individuals with that design, (2) once generated, a design must be viable (the organisms having that design must be able to stay alive), and (3) there must be an evolutionary path to that design.
Ik zou graag de niertjes van dat woordje "design" proeven - of die van Arno Wouters - (en (1) en (3) vallen samen, als ze al niet identiek zijn) maar het gaat me nu even om die conceivable alternatives, waar de library van Wagner van over moet lopen.
Is het misschien mogelijk non-design explanations af te geven voor dat wat o zo conceivable was en is?
Waarom leven er op de Noordpool geen poolbeertjes, half wit, half bruin, kleiner dan de ijsbeer en de bruine beer, maar fit genoeg om te overleven vanwege een sterke, zwiepende staart waarmee ze zich in razend tempo over de ijsvlakte kunnen bewegen, snel genoeg om aan predators te ontsnappen én om hun prey te bemachtigen.
Had niemand/niets zin om dat boek open te slaan?
Of heeft iemand/iets dat boek verbrand?
We zien de reeks van Fibonacci, en roepen: wat is de natuur toch knap.
De natuur is helemaal niet knap.
Ik kan een heleboel, heel natuurlijk ogende levensvormen bedenken die helemaal geen kans hebben gekregen bij al die ontelbare mutaties in die ontelbare eeuwen die achter ons liggen.
Zoals Michelangelo al dichtte:
la causa a l'effetto inclina e cede
onde dall'arte è vinta la natura *)
En, nu ik toch bezig ben, waarom is er geen leven op Jupiter.
Te ver van de zon vandaan, zeggen we dan.
Wel, laat mij Wagner nog eens citeren: For example, there is this interesting fish called the winter flounder, which lives close to the Arctic Circle, in very deep, cold waters—so cold that our body fluids would freeze solid. Yet this fish survives there. It turns out that its ancestors discovered a new class of antifreeze proteins that work a bit similar to the antifreeze in your car. It’s very easy to understand how natural selection could help such an innovation spread through a population of fish, since it helps them survive ...
Okay, ook ik vind het te koud op Jupiter. Het lijkt me een heel onherbergzaam oord, ik zou er niet graag wonen. Maar, de atmosfeer van onze aarde enkele eons terug was ook niet om te genieten voor de mens.
Dus, waarom is Jupiter onherbergzaam?
Als we nu op Venus woonden, adapted to the venusian fysical distortions, zou er zonder twijfel een knappe kop zijn, die voor een paradigma zorgde, in één of andere venusiaanse wetenschap, waarom de stellaire en interstellaire condities verhinderd hadden dat er leven op Aarde was ontstaan. En dat paradigma zou er toe leiden dat iedere wetenschapper dat versje keurig op zou zeggen, op examens, bij publicaties in Nature en in Science ... en ook nog wel op feestjes, want je wilt per slot als wetenschapper altijd serieus genomen blijven worden.
In bovengenoemd paper van Arno Wouters worden als voorbeeld de zoogdieren op het land, met longen, en de vissen in het water, met kieuwen, voorzien van een design explanation. Ik weet heel zeker dat, wanneer wij kieuwen hadden gehad en de vissen longen, dat paper evengoed zou zijn gepubliceerd ... met andere design explanations dan.
Ik vind dat ook hier een taak ligt voor evolutionisten.
Veel evolutionisten geloven dat we binnen overzienbare tijd alles weten en alles begrijpen.
Persoonlijk denk ik dat we eerder op Jupiter zullen staan.
U kunt mijn betoog over Venus schouderophalend afdoen. Maar een evolutionist zou dat niet moeten doen. Die zou moeten bedenken dat daar, op Jupiter antwoorden te vinden zijn. Die zou nu al aan een plan van aanpak moeten werken, zoals die zakenman die ruimtereizen wil verkopen, voor een laboratorium, en de juiste vragen gaan ophoesten, zodat we zicht kunnen krijgen op de knellende vraag:
Waarom is het op Jupiter nog steeds zo onherbergzaam?
of:
Waarom is op Jupiter alles inmiddels aan zijn eind gekomen?
Ik denk dat dat soort vragen niet, of te weinig wordt gesteld.
Roeren in de oersoep.
Ik heb het ooit iets plastischer uitgedrukt: roeren in de oerkut.
En dat is de smaak die overblijft: het is allemaal een beetje roeren in de oerkut van Mater Gloriosa, zodat we eindelijk onze identiteitscrisis op kunnen lossen en echt antwoord krijgen op de vraag: wie zijn we en waar komen we vandaan.
En vooral dat zo node gemiste antwoord op die vraag van onmetelijke importantie ... ook wel kwellend: waartoe zijn wij hier op aarde.
*) oorzaak buigt voor gevolg en legt zich daar bij neer
vandaar dat kunst de natuur heeft overwonnen
Thursday, October 30, 2014
terug van weg geweest
Ik moet dit verhaal vertellen.
Ik bedoel, ik heb het gevoel dat ik een boodschap moet doorgeven. Ik heb een ervaring gehad.
Ik hou niet van boodschappen, en al helemaal niet gedwongen. En ervaringen doen me griezelen.
Nog erger, je zou het ook wel een openbaring kunnen noemen. En ik heb toch echt helemaal niks met die Johannes van Patmos.
Ik moet er bij zeggen, het is niet vreemd dat ik die ervaring gehad heb.
Veel mensen, ook wetenschappers, denken bij eeuwigheid aan een halve eeuwigheid - de eeuwigheid die voor ze ligt. Maar ik heb ook oog voor die eeuwigheid die achter me ligt. Bij mij is het niet allemaal bij de big bang begonnen. Er was geen begin.
Veel mensen denken bij die oneindige ruimte aan het grote, het onmetelijk verspreide. Maar ik zie ook het oneindig kleine. Het uitdijende heelal is een feit, maar het ingekrompen universum op nanoniveau en nog kleiner bestaat ook.
Ik denk daarom dat het mijn ontvankelijkheid voor deze dingen is geweest die mij dit ... ja hoe zal ik het noemen ...
... laten we het doorkijkje noemen. Doorkijkje noem ik dat wat je krijgt als je in een Italiaans bergstadje dwaalt. En ineens kijk je door een steegje, een paar bogen halverwege ... goed restaurant trouwens, I Tre Archi ... en onder die boogjes door kijk je dan op de vallei of tegen een ander, verder weg liggend bergstadje.
Een doorkijkje dus.
Ik bevond mij in een voor mij vreemde ...
Nee, laat ik in de tegenwoordige tijd spreken, de ervaring was er intens genoeg voor.
Ik bevind mij in een voor mij onbekende wereld. Een soort platland, maar niet echt platland, het is driedimensionaal - kan zijn dat het ook meerdimensionaal is, ik ben niet zo goed in denken in meer dan drie ruimtelijke dimensies. Het is wel een wereld vol leven. Van afstand gezien ronde bolletjes die door elkaar heen krioelen, als in zo'n speelbak voor kleine kinderen in de grote winkelcentra. Maar U kunt beter aan een plas met kroos denken. Alleen dan bijna kleurloos.
Dat het leeft weet ik, omdat ik één van die bolletjes als metgezel heb; ik zou hem haast vriend gaan noemen, ware het niet dat hij zo vreemd is. Het is een soort bolvorm, ogenschijnlijk geen echte uiterlijke kenmerken. Geen gezicht, maar hij kan door vormverandering van een bepaalde plek, of door rimpeling wel expressie tonen. Hij heeft geen mond, maar hij praat wel met me.
Dat vond ik de eerste dag vreemd maar ik geloof dat ik het nu wel begrijp. Een vorm van telepathie, maar zijn woorden geven mij wel de indruk dat ik ze hoor. Engelse woorden. Ik noem de wezens dan ook dzjumpers. Denk aan jump, maar het is mijn manier van verstaan. Zoals een Engelse vriendin mij ooit zei: never missing an opportunity to surprise us with your pronunciation, eigh Leonardo.
De bollen springen om te bewegen. Wel, om elkaar iets te zeggen kunnen ze ook gewoon naar elkaar toe rollen.
Lèma Kátâ, dat is zijn naam, is ongeveer even hoog als ik, je mag hem fors noemen, vergeleken met anderen. Hij leidt me rond, vertelt me hier en daar wat, en heeft mij ook een computer gegeven waarmee ik allerlei dingen over zijn wereld kan lezen. Hij heeft mij een soort ruimte bezorgd, een open plek, niets heeft hier een dak boven het hoofd, waar ik ongestoord kan lezen en om mij heen zien. 's Morgens brengt hij me daarheen, 's avonds komt hij me ophalen.
's Avonds en 's morgens zijn relatieve aanduidingen, er is geen nacht, althans niet zolang ik hier ben. Maar er is wel rusttijd.
Ik heb een vaag, onrust gevend gevoel dat ik in een initiatiefase zit. Ik mag van alles lezen op de computer, maar er zijn grenzen. Zo gauw ik wil duiken in dat wat wij geschiedenis noemen, of verbanden probeer te zoeken analoog aan wat wij wel als samenleving zien, kom ik steeds in een zwart gat. Koetjes en kalfjes, huisje boompje beestje, dat is er genoeg.
Als ik zo een aantal dagen heb doorgebracht - ik tel mijn dagen maar naar de rustperiodes - komt Lèma Kátâ mij ophalen. Hij wordt vergezeld door een ander, soortgelijk wezen. Het blijkt zijn partner te zijn. Nu ik er over nadenk, ik zag ook vrouwelijke trekjes ... maar dat moet de begoocheling zijn waarmee mijn eigen brein de dingen naar zijn hand zet: ik kan natuurlijk alleen maar denken in mannelijk en vrouwelijk.
Kijk zegt Lèma Kátâ tegen Kátâ Langkâ, zo blijkt "ze" te heten, dit izzum dan. En zij zegt: dat heb je toch mooi voor elkaar gebokst. Ik kijk Lèma vragend aan: dat heb je ... maar hij zwaait afwerend heen en weer: dat gaan we de komende tijd bespreken.
Het maakt mij onrustiger dan ik mezelf wil toegeven, maar Kátâ is zulk aardig en vrolijk gezelschap dat ik mijn bezorgdheid ras voel verdwijnen. Mijn door menselijke driften gestuurde geest denkt onmiddellijk aan de seks tussen die twee - hoe zouden ze dat doen - maar wie vraagt zoiets aan een alleraardigste dame die hij net heeft leren kennen.
Überhaupt zou ik wel eens willen weten hoe het hier gaat met de voortplanting - daarover ook niks op de computer. Er is zichtbare natuur, allemaal bolachtige vormen, ook wel gecompliceerd, denk aan ballonnen die in meerdere delen gewrongen zijn om figuren te maken. 't Is allemaal een beetje kleurloos, saai. 't Is allemaal ook heel vreedzaam, alsof je zou mogen denken dat onze struggle, en het vechten tegen elkaar, als hoogste doel hebben de schoonheid van onze omgeving te bewerkstelligen.
Na een zeer aangename "avond" waarin mij veel gevraagd wordt over waar ik vandaan kom en hoe het daar is, en ik wel veel vertel - dat is mijn aard - maar waarin mijn vragen niet echt aan bod komen, gaan we rusten. Met de belofte van Lèma Kátâ dat de volgende dagen mij een hoop duidelijk zal worden. Ik zie wel dat Lèma en Kátâ dicht tegen elkaar aan liggen.
Als ze de volgende dag weggaan nodigen ze mij uit om hen te vergezellen. Tot nu toe had Lèma mij weggehouden van sociale contacten, maar nu word ik op zijn werk in een warm bad ondergedompeld. Hij blijkt een laboratorium onder zijn beheer te hebben. En hij stelt me voor aan veel van zijn medewerkers. En steeds diezelfde reactie: dit is toch wat je je .. ook wel: dit is precies wat we ons voorgesteld hebben. Ik word ook beduwd, eerst denk ik dat het een soort van begroeting is, maar mij wordt snel duidelijk dat het onderzoekingen zijn.
Dan neemt Lèma mij mee naar zijn werkplek. Ik wil je graag over één van mijn vorige projecten vertellen zegt hij.
Luister, je hebt gezien, en ik heb het je ook horen denken, dat wij hier in een nogal saaie omgeving leven. Zeg maar: een platte omgeving. Vandaar dat wij niet naar onszelf kijken, niet zoals jullie dat zo graag doen; wij kijken naar boven, in de ruimte. En zo hebben we één en ander over de ruimte opgestoken, veel meer dan waar jullie ooit zullen komen met je naar binnen gerichte blik - jullie proberen jezelf als het ware uit te vinden, voegt hij er lachend aan toe.
En wat eerst onderzoek was is door onze kennis het bouwen van ruimte geworden. Welnu, met mij heb je een bouwer leren kennen. Een ontwerper die met behulp van een team materialen op allerlei geschiktheden onderzoekt, die materialen samenbalt tot een brok materie en dat dan de ruimte in schiet, om daar tot een onderdeel van het universum uit te groeien, met werelden die daarbij horen.
Maar die werelden leken allemaal erg op de onze. Op een dag kreeg ik een idee: geen bolvormig leven meer, grotere verscheidenheid van wezens en vormen ... wel dat wil ik je laten zien.
Hij neemt me mee naar iets wat wij een archief noemen, en pakt een "doos" van een plank. Geen papier, ook zo'n bolvorm met een schermpje waarop de inhoud tevoorschijn komt. Ik zie zijn teamleden materialen zoeken, onderzoeken, soms zoomt hij in op een activiteit als mijn vraagtekens te groot worden, als ze een bol materie maken, en dan ... daar is in de open lucht iets wat je als installatie aan kunt duiden: de bol materie wordt neergelegd, de werkers gaan op gepaste afstand, plotseling komt de installatie tot leven, het pakt de bol op die inmiddels gloeiend wit, of wit licht is, wie zal het zeggen, en slingert het de ruimte in.
Lèma manipuleert met de doos en zegt: nu gaan we wat verder in de tijd, kijk hier gaat het zich ergens in de ruimte ontwikkelen.
Ik zie iets wat wij een big bang zouden noemen, en ik zeg dat tegen mijn begeleider, die ik langzaam maar zeker als leermeester ga zien.
Hoe oud ben jij wel niet?
Mijn tijd is een andere tijd dan de jouwe, volstaat hij. Let maar eens op.
En even later: herken je dit?
Ik zie iets wat wij een zonnestelsel noemen, zeg ik.
Herken je het niet?.
Ik kijk eens goed en zeg: als ik niet beter wist zou ik zweren dat dat mijn aarde is.
Wat weet je dan beter, vraagt hij, kijk hier eens naar.
Nu zoomt hij heel erg in en ...
Ik moet een tijdje buiten bewustzijn zijn geweest, van de schrik. Kátâ Langkâ duwt zachtjes tegen mijn hoofd, en ik word weer wakker. Lèma kijkt me vriendelijk aan. Sorry, ik had niet gedacht dat je zo zou reageren, jullie die zo graag naar jezelf kijken. Jaja, jij zit achter de vleugel een liedje te verzinnen en wij kunnen dat hier zien.
Niet dat we er op letten hoor, maar tijdens de evaluatie van een ander project vroeg iemand hoe het nu in dit vroegere project gelopen was. En toen kwam iemand op het idee om daar in het echt, van dichtbij naar te kijken. En zo zijn we op jou gestoten.
En nu vertellen ze me een heleboel. Ik mag ook een heleboel vragen. Ik hoor hoe ze delen van het universum gebruiken als proeftuin. Het doel daarvan vind ik nog het leukste: puur vermaak, ze hebben niks beters te doen.
Ik ben nu wel een beetje van mijn verbazing bekomen, zeg ik tegen Lèma, maar eigenlijk zit ik hier, als je de ID'ers mag geloven, gewoon met God te praten. Hoe zit dat, als iemand van ons dood gaat, haal je hem dan hierheen terug, zoals sommige mensen wel beweren ... en plotseling schrik ik bij die gedachte ... ik ben toch niet dood mag ik hopen.
Nee hoor, niet dat ik weet, en als je dat wel zou zijn had ik je niet hierheen gehaald. We zijn hier geen vuilnisbak. Hij wordt er vrolijk van.
Ha ha, maar je hoeft voor mij niet te buigen ... en bidden helpt ook niet, ik heb jullie, zoals je zag, in het archief opgeborgen, ik heb leukere dingen te doen. Ik hoef niet voor God te spelen, ik ben liever designer.
Ja, zegt Kátâ Langkâ, mijn Lèma is een premier league designer.
Hm, 't gaat ook wel eens fout, mompelt hij bescheiden. De samenstelling van zo'n brok materie, de juiste elementen in de juiste hoeveelheid, en dan de verpakking die zorgt dat we het naar de gewenste plek kunnen schieten ...
Maar meestal gaat het goed Lèma, zegt Kátâ en, terwijl ze mij aankijkt, hij is zeer intelligent.
Het lijkt wel een soort sleutelwoord. Zo van, nu weet je het wel.
Ongeveer het laatste contact. Ik krijg het gevoel dat ik alleen achtergelaten word. En dan ... daar ben ik weer in mijn eigen wereld.
Ik moet dagen weg zijn geweest. Maar als ik daarover schuldgevoelens toon tegenover mijn trouwe viervoetster Bianc'orsa, kijkt ze me aan zo van: wat doe je vreemd baasje, vul mijn bak nou maar.
Wat had die Lèma Kátâ me nog nageroepen, terwijl zijn eigen wereld zich van mij losmaakte. ... en die Intelligent Designer hoort er in ... nee, er had iets van God vergeten bijgezeten. Ja, nu weet ik het weer: die scheppende God van jullie mag je best uit je hoofd zetten van mij, maar die Intelligent Designer, da's een goeie, ha ha, die moet je erin houden.
En nu weet ik weer waarom zo plotseling het gordijn viel. Moest vallen. Er brandde een vraag op mijn lippen: als jij naar mij kunt kijken, is er ook iemand ... Ze konden natuurlijk mijn gedachten lezen, en van die vraag wilden ze niet horen.
Als ik mijn lieve Bianc'orsa nog eens over de kop aai en in haar bruine ogen kijk, denk ik opeens met weemoed terug aan Kátâ Langkâ. Toch wel een lief mens, ik begin haar nu al te missen.
Maar die man van haar, die Intelligent Designer, dat gaat hier nog stof doen opwaaien.
Ik bedoel, ik heb het gevoel dat ik een boodschap moet doorgeven. Ik heb een ervaring gehad.
Ik hou niet van boodschappen, en al helemaal niet gedwongen. En ervaringen doen me griezelen.
Nog erger, je zou het ook wel een openbaring kunnen noemen. En ik heb toch echt helemaal niks met die Johannes van Patmos.
Ik moet er bij zeggen, het is niet vreemd dat ik die ervaring gehad heb.
Veel mensen, ook wetenschappers, denken bij eeuwigheid aan een halve eeuwigheid - de eeuwigheid die voor ze ligt. Maar ik heb ook oog voor die eeuwigheid die achter me ligt. Bij mij is het niet allemaal bij de big bang begonnen. Er was geen begin.
Veel mensen denken bij die oneindige ruimte aan het grote, het onmetelijk verspreide. Maar ik zie ook het oneindig kleine. Het uitdijende heelal is een feit, maar het ingekrompen universum op nanoniveau en nog kleiner bestaat ook.
Ik denk daarom dat het mijn ontvankelijkheid voor deze dingen is geweest die mij dit ... ja hoe zal ik het noemen ...
... laten we het doorkijkje noemen. Doorkijkje noem ik dat wat je krijgt als je in een Italiaans bergstadje dwaalt. En ineens kijk je door een steegje, een paar bogen halverwege ... goed restaurant trouwens, I Tre Archi ... en onder die boogjes door kijk je dan op de vallei of tegen een ander, verder weg liggend bergstadje.
Een doorkijkje dus.
Ik bevond mij in een voor mij vreemde ...
Nee, laat ik in de tegenwoordige tijd spreken, de ervaring was er intens genoeg voor.
Ik bevind mij in een voor mij onbekende wereld. Een soort platland, maar niet echt platland, het is driedimensionaal - kan zijn dat het ook meerdimensionaal is, ik ben niet zo goed in denken in meer dan drie ruimtelijke dimensies. Het is wel een wereld vol leven. Van afstand gezien ronde bolletjes die door elkaar heen krioelen, als in zo'n speelbak voor kleine kinderen in de grote winkelcentra. Maar U kunt beter aan een plas met kroos denken. Alleen dan bijna kleurloos.
Dat het leeft weet ik, omdat ik één van die bolletjes als metgezel heb; ik zou hem haast vriend gaan noemen, ware het niet dat hij zo vreemd is. Het is een soort bolvorm, ogenschijnlijk geen echte uiterlijke kenmerken. Geen gezicht, maar hij kan door vormverandering van een bepaalde plek, of door rimpeling wel expressie tonen. Hij heeft geen mond, maar hij praat wel met me.
Dat vond ik de eerste dag vreemd maar ik geloof dat ik het nu wel begrijp. Een vorm van telepathie, maar zijn woorden geven mij wel de indruk dat ik ze hoor. Engelse woorden. Ik noem de wezens dan ook dzjumpers. Denk aan jump, maar het is mijn manier van verstaan. Zoals een Engelse vriendin mij ooit zei: never missing an opportunity to surprise us with your pronunciation, eigh Leonardo.
De bollen springen om te bewegen. Wel, om elkaar iets te zeggen kunnen ze ook gewoon naar elkaar toe rollen.
Lèma Kátâ, dat is zijn naam, is ongeveer even hoog als ik, je mag hem fors noemen, vergeleken met anderen. Hij leidt me rond, vertelt me hier en daar wat, en heeft mij ook een computer gegeven waarmee ik allerlei dingen over zijn wereld kan lezen. Hij heeft mij een soort ruimte bezorgd, een open plek, niets heeft hier een dak boven het hoofd, waar ik ongestoord kan lezen en om mij heen zien. 's Morgens brengt hij me daarheen, 's avonds komt hij me ophalen.
's Avonds en 's morgens zijn relatieve aanduidingen, er is geen nacht, althans niet zolang ik hier ben. Maar er is wel rusttijd.
Ik heb een vaag, onrust gevend gevoel dat ik in een initiatiefase zit. Ik mag van alles lezen op de computer, maar er zijn grenzen. Zo gauw ik wil duiken in dat wat wij geschiedenis noemen, of verbanden probeer te zoeken analoog aan wat wij wel als samenleving zien, kom ik steeds in een zwart gat. Koetjes en kalfjes, huisje boompje beestje, dat is er genoeg.
Als ik zo een aantal dagen heb doorgebracht - ik tel mijn dagen maar naar de rustperiodes - komt Lèma Kátâ mij ophalen. Hij wordt vergezeld door een ander, soortgelijk wezen. Het blijkt zijn partner te zijn. Nu ik er over nadenk, ik zag ook vrouwelijke trekjes ... maar dat moet de begoocheling zijn waarmee mijn eigen brein de dingen naar zijn hand zet: ik kan natuurlijk alleen maar denken in mannelijk en vrouwelijk.
Kijk zegt Lèma Kátâ tegen Kátâ Langkâ, zo blijkt "ze" te heten, dit izzum dan. En zij zegt: dat heb je toch mooi voor elkaar gebokst. Ik kijk Lèma vragend aan: dat heb je ... maar hij zwaait afwerend heen en weer: dat gaan we de komende tijd bespreken.
Het maakt mij onrustiger dan ik mezelf wil toegeven, maar Kátâ is zulk aardig en vrolijk gezelschap dat ik mijn bezorgdheid ras voel verdwijnen. Mijn door menselijke driften gestuurde geest denkt onmiddellijk aan de seks tussen die twee - hoe zouden ze dat doen - maar wie vraagt zoiets aan een alleraardigste dame die hij net heeft leren kennen.
Überhaupt zou ik wel eens willen weten hoe het hier gaat met de voortplanting - daarover ook niks op de computer. Er is zichtbare natuur, allemaal bolachtige vormen, ook wel gecompliceerd, denk aan ballonnen die in meerdere delen gewrongen zijn om figuren te maken. 't Is allemaal een beetje kleurloos, saai. 't Is allemaal ook heel vreedzaam, alsof je zou mogen denken dat onze struggle, en het vechten tegen elkaar, als hoogste doel hebben de schoonheid van onze omgeving te bewerkstelligen.
Na een zeer aangename "avond" waarin mij veel gevraagd wordt over waar ik vandaan kom en hoe het daar is, en ik wel veel vertel - dat is mijn aard - maar waarin mijn vragen niet echt aan bod komen, gaan we rusten. Met de belofte van Lèma Kátâ dat de volgende dagen mij een hoop duidelijk zal worden. Ik zie wel dat Lèma en Kátâ dicht tegen elkaar aan liggen.
Als ze de volgende dag weggaan nodigen ze mij uit om hen te vergezellen. Tot nu toe had Lèma mij weggehouden van sociale contacten, maar nu word ik op zijn werk in een warm bad ondergedompeld. Hij blijkt een laboratorium onder zijn beheer te hebben. En hij stelt me voor aan veel van zijn medewerkers. En steeds diezelfde reactie: dit is toch wat je je .. ook wel: dit is precies wat we ons voorgesteld hebben. Ik word ook beduwd, eerst denk ik dat het een soort van begroeting is, maar mij wordt snel duidelijk dat het onderzoekingen zijn.
Dan neemt Lèma mij mee naar zijn werkplek. Ik wil je graag over één van mijn vorige projecten vertellen zegt hij.
Luister, je hebt gezien, en ik heb het je ook horen denken, dat wij hier in een nogal saaie omgeving leven. Zeg maar: een platte omgeving. Vandaar dat wij niet naar onszelf kijken, niet zoals jullie dat zo graag doen; wij kijken naar boven, in de ruimte. En zo hebben we één en ander over de ruimte opgestoken, veel meer dan waar jullie ooit zullen komen met je naar binnen gerichte blik - jullie proberen jezelf als het ware uit te vinden, voegt hij er lachend aan toe.
En wat eerst onderzoek was is door onze kennis het bouwen van ruimte geworden. Welnu, met mij heb je een bouwer leren kennen. Een ontwerper die met behulp van een team materialen op allerlei geschiktheden onderzoekt, die materialen samenbalt tot een brok materie en dat dan de ruimte in schiet, om daar tot een onderdeel van het universum uit te groeien, met werelden die daarbij horen.
Maar die werelden leken allemaal erg op de onze. Op een dag kreeg ik een idee: geen bolvormig leven meer, grotere verscheidenheid van wezens en vormen ... wel dat wil ik je laten zien.
Hij neemt me mee naar iets wat wij een archief noemen, en pakt een "doos" van een plank. Geen papier, ook zo'n bolvorm met een schermpje waarop de inhoud tevoorschijn komt. Ik zie zijn teamleden materialen zoeken, onderzoeken, soms zoomt hij in op een activiteit als mijn vraagtekens te groot worden, als ze een bol materie maken, en dan ... daar is in de open lucht iets wat je als installatie aan kunt duiden: de bol materie wordt neergelegd, de werkers gaan op gepaste afstand, plotseling komt de installatie tot leven, het pakt de bol op die inmiddels gloeiend wit, of wit licht is, wie zal het zeggen, en slingert het de ruimte in.
Lèma manipuleert met de doos en zegt: nu gaan we wat verder in de tijd, kijk hier gaat het zich ergens in de ruimte ontwikkelen.
Ik zie iets wat wij een big bang zouden noemen, en ik zeg dat tegen mijn begeleider, die ik langzaam maar zeker als leermeester ga zien.
Hoe oud ben jij wel niet?
Mijn tijd is een andere tijd dan de jouwe, volstaat hij. Let maar eens op.
En even later: herken je dit?
Ik zie iets wat wij een zonnestelsel noemen, zeg ik.
Herken je het niet?.
Ik kijk eens goed en zeg: als ik niet beter wist zou ik zweren dat dat mijn aarde is.
Wat weet je dan beter, vraagt hij, kijk hier eens naar.
Nu zoomt hij heel erg in en ...
Ik moet een tijdje buiten bewustzijn zijn geweest, van de schrik. Kátâ Langkâ duwt zachtjes tegen mijn hoofd, en ik word weer wakker. Lèma kijkt me vriendelijk aan. Sorry, ik had niet gedacht dat je zo zou reageren, jullie die zo graag naar jezelf kijken. Jaja, jij zit achter de vleugel een liedje te verzinnen en wij kunnen dat hier zien.
Niet dat we er op letten hoor, maar tijdens de evaluatie van een ander project vroeg iemand hoe het nu in dit vroegere project gelopen was. En toen kwam iemand op het idee om daar in het echt, van dichtbij naar te kijken. En zo zijn we op jou gestoten.
En nu vertellen ze me een heleboel. Ik mag ook een heleboel vragen. Ik hoor hoe ze delen van het universum gebruiken als proeftuin. Het doel daarvan vind ik nog het leukste: puur vermaak, ze hebben niks beters te doen.
Ik ben nu wel een beetje van mijn verbazing bekomen, zeg ik tegen Lèma, maar eigenlijk zit ik hier, als je de ID'ers mag geloven, gewoon met God te praten. Hoe zit dat, als iemand van ons dood gaat, haal je hem dan hierheen terug, zoals sommige mensen wel beweren ... en plotseling schrik ik bij die gedachte ... ik ben toch niet dood mag ik hopen.
Nee hoor, niet dat ik weet, en als je dat wel zou zijn had ik je niet hierheen gehaald. We zijn hier geen vuilnisbak. Hij wordt er vrolijk van.
Ha ha, maar je hoeft voor mij niet te buigen ... en bidden helpt ook niet, ik heb jullie, zoals je zag, in het archief opgeborgen, ik heb leukere dingen te doen. Ik hoef niet voor God te spelen, ik ben liever designer.
Ja, zegt Kátâ Langkâ, mijn Lèma is een premier league designer.
Hm, 't gaat ook wel eens fout, mompelt hij bescheiden. De samenstelling van zo'n brok materie, de juiste elementen in de juiste hoeveelheid, en dan de verpakking die zorgt dat we het naar de gewenste plek kunnen schieten ...
Maar meestal gaat het goed Lèma, zegt Kátâ en, terwijl ze mij aankijkt, hij is zeer intelligent.
Het lijkt wel een soort sleutelwoord. Zo van, nu weet je het wel.
Ongeveer het laatste contact. Ik krijg het gevoel dat ik alleen achtergelaten word. En dan ... daar ben ik weer in mijn eigen wereld.
Ik moet dagen weg zijn geweest. Maar als ik daarover schuldgevoelens toon tegenover mijn trouwe viervoetster Bianc'orsa, kijkt ze me aan zo van: wat doe je vreemd baasje, vul mijn bak nou maar.
Wat had die Lèma Kátâ me nog nageroepen, terwijl zijn eigen wereld zich van mij losmaakte. ... en die Intelligent Designer hoort er in ... nee, er had iets van God vergeten bijgezeten. Ja, nu weet ik het weer: die scheppende God van jullie mag je best uit je hoofd zetten van mij, maar die Intelligent Designer, da's een goeie, ha ha, die moet je erin houden.
En nu weet ik weer waarom zo plotseling het gordijn viel. Moest vallen. Er brandde een vraag op mijn lippen: als jij naar mij kunt kijken, is er ook iemand ... Ze konden natuurlijk mijn gedachten lezen, en van die vraag wilden ze niet horen.
Als ik mijn lieve Bianc'orsa nog eens over de kop aai en in haar bruine ogen kijk, denk ik opeens met weemoed terug aan Kátâ Langkâ. Toch wel een lief mens, ik begin haar nu al te missen.
Maar die man van haar, die Intelligent Designer, dat gaat hier nog stof doen opwaaien.
Tuesday, October 28, 2014
kort ... maar niet bescheten
Het zal nu zo'n tien jaar geleden zijn dat ik een mailtje kreeg van één van mijn broers. Hij vroeg mij het mailadres van mijn schoonzuster, vrouw van een overleden broer. Zojuist was ons zusje gestorven - kanker, en dat zou je een plaag kunnen noemen in het gezin waarin ik ben opgegroeid, mijn broer was daar ook aan dood gegaan. Hij wilde met gegevens van mijn broer naar het Antonie van Leeuwenhoek, om ... tja, waarom doet een mens zoiets?
Ik heb geantwoord dat ik nooit andermans mailadressen bekend maak, maar dat hij ongetwijfeld het huisadres van mijn broer nog had.
Ik heb nog iets anders gedaan. Ik heb de op dat moment gerealiseerde gemiddelde leeftijd van mijn familie uitgerekend. U moet weten, in mijn familie wordt nogal laat gestorven. Ik heb een oom die is 96 geworden, en die zou vermoedelijk nu nog zijn rondje door het dorp maken, ware het niet dat hij met één been in de verkeerde broekspijp stapte, daar waar al een been in zat.
En ik vertelde mijn broer erbij dat we eigenlijk al een gezegende familie waren, want onze gerealiseerde leeftijd was inmiddels hoger dan de levensverwachting die we bij onze geboorte mochten hebben.
Misschien niet heel erg aardig, maar ja, zo liggen de verhoudingen.
Ik was nog geen zes jaar oud toen mijn moeder overleed, veels te jong. Kanker, ergens in de buik.
Toen ging mijn lieve broer dood, halverwege de dertig. Kanker in de alvleesklier.
Toen ging één van mijn twee liefste zusjes dood, net zestig. Kanker, in de maag meen ik mij te herinneren.
Toen ging een ander zusje dood, 65 jaar oud. Ook kanker, ook het spijsverteringsstelsel.
Inmiddels trekken we allemaal van Drees - eentje moet nog heel even wachten. De eersten zijn de rijen van de tachtigers binnen gemarcheerd, er zijn er veel van ons.
Ik kijk nog wel eens naar de gerealiseerde gemiddelde leeftijd, die is inmiddels ruim 72 jaar. Als ik die bereken neem ik de leeftijden van het gezin van mijn vader - een sterk geslacht - van het gezin van mijn moeder - iets minder sterk - en van de kinderen van mijn vader en moeder, inclusief partners. Als ik daar de nu geldende levensverwachting bij optel komen we uit op ruim 80 jaar.
Vooral het gezin waar mijn vader uit komt is daar debet aan. Als ik een meisje, dat op twaalfjarige leeftijd overleed niet meetel, hebben ze gemiddeld 85 jaar rond gelopen!
Uiteraard heb ook ik aan mijn huisarts melding gemaakt van die overlijdensgevallen in mijn familie, en, na het laatste sterfgeval, de vraag gesteld die zoveel wereldverbeteraars en ander onverbeterlijk volk stellen: wat nu. We hebben besloten af en toe bloed te prikken want, zoals de man zei: je kan heel wat laten onderzoeken, maar niet alle onderzoeken zijn even prettig en dat moet je dan heel frequent doen. Maar, constateerden we samen, we gaan allemaal één keer dood.
Dus ik laat af en toe trouw mijn bloed controleren, en zo is er een verhoogd PSA geconstateerd. Ik heb het lang proberen uit te stellen, maar op enig moment wilde mijn huisarts dat ik naar het Antonie van Leeuwenhoek ging. Nu wordt het te bar, Leonardo. Ik ben daar een paar keer geweest, en het enige dat ze geconstateerd hebben is dat er een zekere kans is dat ik prostaatkanker krijg. Na twee zulke bezoekjes heb ik voorgesteld dat mijn huisarts mijn bloed in de gaten zou houden. Jullie hebben het al druk genoeg, zei ik Daar waren ze het mee eens.
Zo ga ik nu al een jaar of zeven door het leven. Laatst hoefde ik mijn huisarts niet voor de uitslag te bellen, hij belde mij zelf: Leonardo, ik wil dat je nu terug gaat naar de kliniek, je PSA is echt veel en veels te hoog.
Ik ben daar heen gegaan. Voor de afspraak prikken ze zelf ook nog even bloed, voor de zekerheid. Na mijn bloed afgegeven te hebben ben ik ver van de patiënten vandaan gegaan - je moet dat een paar uur van tevoren doen - en toen daar eindelijk mijn tijd was, ben ik naar de wachtruimte gegaan, nog steeds zo ver mogelijk van de "echte" patiënten. Ik wilde geen patiënt zijn. U ziet: ik was behoorlijk ongerust.
Ik was nog niet helemaal de spreekkamer binnen of de dokter zei: nou, niks aan de hand meneer, U hoeft zich geen zorgen te maken.
Wat was er dan wel aan de hand?
Ik was een paar weken daarvoor in het ziekenhuis in Italië opgenomen geweest, "ernstig" ziek zonder dat duidelijk was wat mij mankeerde. Hoge koorts die maar niet weg wilde gaan. Ze hebben me daar een week gehouden, allerlei onderzoeken, om me onverrichter zake - behalve dan dat de koorts teruggebracht was met ladingen paracetamol - weer te laten gaan.
Ik had dat vooraf aan het AvL laten weten.
U heeft vermoedelijk prostaatontsteking gehad, zei de dokter. En als je dan een paar dagen te laat naar het ziekenhuis gaat zijn daar, behalve de koorts, geen sporen meer van te vinden. Behalve dat je PSA omhoog schiet. En wat we vandaag gemeten hebben is weer de voor U normale waarde.
Ik geloof het nu allemaal wel. Dood gaan we toch wel een keer. Ik slik trouw mijn bloeddrukpilletje. Meer voor mijn huisarts dan voor mezelf laat ik mijn bloed zo nu en dan nog prikken. En als ik "te vroeg" dood ga ... wel, bij ons thuis ging de spreuk: het leven is als een kinderhemd, kort maar bescheten. Ik mag alleen maar hopen dat ik van mijn "lijdenstijd" dan ook nog iets fatsoenlijks kan maken.
En zal mijn leven dan te kort geweest zijn, het was zeker niet bescheten.
Goeie eindtekst, trouwens.
Maar, ik wil niet over mijn dood heen regeren. Dus ik zal me niet bemoeien met de wijze van aankondiging. Wat mij betreft mogen ze zelfs het cliché opschrijven: hij heeft een gevuld en rijk leven gehad.
Ik heb geantwoord dat ik nooit andermans mailadressen bekend maak, maar dat hij ongetwijfeld het huisadres van mijn broer nog had.
Ik heb nog iets anders gedaan. Ik heb de op dat moment gerealiseerde gemiddelde leeftijd van mijn familie uitgerekend. U moet weten, in mijn familie wordt nogal laat gestorven. Ik heb een oom die is 96 geworden, en die zou vermoedelijk nu nog zijn rondje door het dorp maken, ware het niet dat hij met één been in de verkeerde broekspijp stapte, daar waar al een been in zat.
En ik vertelde mijn broer erbij dat we eigenlijk al een gezegende familie waren, want onze gerealiseerde leeftijd was inmiddels hoger dan de levensverwachting die we bij onze geboorte mochten hebben.
Misschien niet heel erg aardig, maar ja, zo liggen de verhoudingen.
Ik was nog geen zes jaar oud toen mijn moeder overleed, veels te jong. Kanker, ergens in de buik.
Toen ging mijn lieve broer dood, halverwege de dertig. Kanker in de alvleesklier.
Toen ging één van mijn twee liefste zusjes dood, net zestig. Kanker, in de maag meen ik mij te herinneren.
Toen ging een ander zusje dood, 65 jaar oud. Ook kanker, ook het spijsverteringsstelsel.
Inmiddels trekken we allemaal van Drees - eentje moet nog heel even wachten. De eersten zijn de rijen van de tachtigers binnen gemarcheerd, er zijn er veel van ons.
Ik kijk nog wel eens naar de gerealiseerde gemiddelde leeftijd, die is inmiddels ruim 72 jaar. Als ik die bereken neem ik de leeftijden van het gezin van mijn vader - een sterk geslacht - van het gezin van mijn moeder - iets minder sterk - en van de kinderen van mijn vader en moeder, inclusief partners. Als ik daar de nu geldende levensverwachting bij optel komen we uit op ruim 80 jaar.
Vooral het gezin waar mijn vader uit komt is daar debet aan. Als ik een meisje, dat op twaalfjarige leeftijd overleed niet meetel, hebben ze gemiddeld 85 jaar rond gelopen!
Uiteraard heb ook ik aan mijn huisarts melding gemaakt van die overlijdensgevallen in mijn familie, en, na het laatste sterfgeval, de vraag gesteld die zoveel wereldverbeteraars en ander onverbeterlijk volk stellen: wat nu. We hebben besloten af en toe bloed te prikken want, zoals de man zei: je kan heel wat laten onderzoeken, maar niet alle onderzoeken zijn even prettig en dat moet je dan heel frequent doen. Maar, constateerden we samen, we gaan allemaal één keer dood.
Dus ik laat af en toe trouw mijn bloed controleren, en zo is er een verhoogd PSA geconstateerd. Ik heb het lang proberen uit te stellen, maar op enig moment wilde mijn huisarts dat ik naar het Antonie van Leeuwenhoek ging. Nu wordt het te bar, Leonardo. Ik ben daar een paar keer geweest, en het enige dat ze geconstateerd hebben is dat er een zekere kans is dat ik prostaatkanker krijg. Na twee zulke bezoekjes heb ik voorgesteld dat mijn huisarts mijn bloed in de gaten zou houden. Jullie hebben het al druk genoeg, zei ik Daar waren ze het mee eens.
Zo ga ik nu al een jaar of zeven door het leven. Laatst hoefde ik mijn huisarts niet voor de uitslag te bellen, hij belde mij zelf: Leonardo, ik wil dat je nu terug gaat naar de kliniek, je PSA is echt veel en veels te hoog.
Ik ben daar heen gegaan. Voor de afspraak prikken ze zelf ook nog even bloed, voor de zekerheid. Na mijn bloed afgegeven te hebben ben ik ver van de patiënten vandaan gegaan - je moet dat een paar uur van tevoren doen - en toen daar eindelijk mijn tijd was, ben ik naar de wachtruimte gegaan, nog steeds zo ver mogelijk van de "echte" patiënten. Ik wilde geen patiënt zijn. U ziet: ik was behoorlijk ongerust.
Ik was nog niet helemaal de spreekkamer binnen of de dokter zei: nou, niks aan de hand meneer, U hoeft zich geen zorgen te maken.
Wat was er dan wel aan de hand?
Ik was een paar weken daarvoor in het ziekenhuis in Italië opgenomen geweest, "ernstig" ziek zonder dat duidelijk was wat mij mankeerde. Hoge koorts die maar niet weg wilde gaan. Ze hebben me daar een week gehouden, allerlei onderzoeken, om me onverrichter zake - behalve dan dat de koorts teruggebracht was met ladingen paracetamol - weer te laten gaan.
Ik had dat vooraf aan het AvL laten weten.
U heeft vermoedelijk prostaatontsteking gehad, zei de dokter. En als je dan een paar dagen te laat naar het ziekenhuis gaat zijn daar, behalve de koorts, geen sporen meer van te vinden. Behalve dat je PSA omhoog schiet. En wat we vandaag gemeten hebben is weer de voor U normale waarde.
Ik geloof het nu allemaal wel. Dood gaan we toch wel een keer. Ik slik trouw mijn bloeddrukpilletje. Meer voor mijn huisarts dan voor mezelf laat ik mijn bloed zo nu en dan nog prikken. En als ik "te vroeg" dood ga ... wel, bij ons thuis ging de spreuk: het leven is als een kinderhemd, kort maar bescheten. Ik mag alleen maar hopen dat ik van mijn "lijdenstijd" dan ook nog iets fatsoenlijks kan maken.
En zal mijn leven dan te kort geweest zijn, het was zeker niet bescheten.
Goeie eindtekst, trouwens.
Maar, ik wil niet over mijn dood heen regeren. Dus ik zal me niet bemoeien met de wijze van aankondiging. Wat mij betreft mogen ze zelfs het cliché opschrijven: hij heeft een gevuld en rijk leven gehad.
Wednesday, October 22, 2014
anosociatie
Ook al zo'n woord dat best had kunnen bestaan, "anosociatie". Het schoot me laatst te binnen, vanwege een commenter die mij vertelde dat ik dingen door elkaar haalde - terwijl ik alleen maar mijn blikveld van boom naar bos verplaatste - of mij liet weten, toen ik op een analogie tussen twee gebeurtenissen had gewezen: die analogie is er wel, maar anders dan je denkt - terwijl ik in alle talen had gezwegen over welk analogisch verband ik dan wel zag.
Ach, ik kan (tegenwoordig!) lichtvoetig omgaan met die dingen. Bovendien, het bracht weer een idee, dus hem zij geloofd en geprezen - uiteraard was het een hem, zoals het sinds alle tijden ook een Hem is die lof en ere wordt toegebracht ... voor Hem mag weten wat.
Anosociatie dus.
Het had een samentrekking kunnen zijn van analogie en associatie. De associatie is er als je het ene ding ziet en het doet je aan iets anders denken dat daar ogenschijnlijk geen verband mee houdt. De analogie is er als je licht kunt werpen op het ene fenomeen door er een ander fenomeen tegenover te stellen dat daar ogenschijnlijk geen verband mee houdt.
Als ding en fenomeen - de gezamenlijke oprispingen van meerdere dingen - ergens in verband komen, in een goed gesprek, of bij een wandeling in de vrije natuur, dan zou dit woord heel goed gebruikt kunnen worden.
Anosociatie!
Best wel een mooi woord ... uh ... eigenlijk.
Gek dat nooit iemand eerder dat heeft bedacht.
» Leonardo, heb je een voorbeeld?
» Jazeker.
» Een positieve dit keer?
» Absoluut.
» Vertel!
Het zal in de jaren zestig van de vorige eeuw zijn geweest dat een studente tijdens een college van de hoogleraar Buytendijk opstond en vroeg: wat is dat, professor, analoog - een woord dat Buytendijk zojuist gebruikt had.
Dat zal ik je zeggen lief kind, zei de hoogleraar, op paternalistische toon, met boventonen die ook nog wel verder droegen dan dat.
Tegenwoordig zouden ze het hebben over mansplaining.
Luister, zei de man tot het meisje, je gaat aan het eind van een mooie middag een flinke wandeling maken in het bos, maar hebt niet in de gaten dat er een noodweer aankomt. Op enig moment zit je daar midden in, bliksem donder hagelstenen. Enigszins in paniek raak je ook nog de weg kwijt, en een tijdje later loop je daar in het donker, tussen hoge bomen terwijl het onweer boven je hoofd hangt. Je ziet een oud huis, klopt op de deur en roept om hulp.
Er doet een oud boertje open, lelijke kop, een paar rotte tanden in de mond, en je vraagt of hij je kan helpen en je een slaapplaats aan wilt bieden.
Geen probleem, zegt de man, maar U moet weten, ik heb maar twee bedden in huis, in het ene slaapt mijn dochter, het andere is mijn bed.
Welk bed kies je, vroeg de professor aan de studente.
Dat van de dochter, antwoordde de jonge vrouw, zonder aarzelen.
Precies wat ik ook zou doen, zei Buytendijk, en dat is nu een geval van analogie.
Aan de hele houding van onze geachte hoogleraar was ondertussen, hoe langer hoe meer, af te lezen dat hij heel graag die oude boer wilde zijn, wel of geen rotte tanden in zijn bek, en graag zou wonen in dat krot in het bos, maar dan zonder dochter en zonder tweede bed, in de hoop dat deze studente bij hem aan zou bellen ... en dromend van iedere dag noodweer en wandelende studentes die in moeilijkheden zouden komen.
Kijk, hier hebben we nu een typisch geval van anosociatie.
Ach, ik kan (tegenwoordig!) lichtvoetig omgaan met die dingen. Bovendien, het bracht weer een idee, dus hem zij geloofd en geprezen - uiteraard was het een hem, zoals het sinds alle tijden ook een Hem is die lof en ere wordt toegebracht ... voor Hem mag weten wat.
Anosociatie dus.
Het had een samentrekking kunnen zijn van analogie en associatie. De associatie is er als je het ene ding ziet en het doet je aan iets anders denken dat daar ogenschijnlijk geen verband mee houdt. De analogie is er als je licht kunt werpen op het ene fenomeen door er een ander fenomeen tegenover te stellen dat daar ogenschijnlijk geen verband mee houdt.
Als ding en fenomeen - de gezamenlijke oprispingen van meerdere dingen - ergens in verband komen, in een goed gesprek, of bij een wandeling in de vrije natuur, dan zou dit woord heel goed gebruikt kunnen worden.
Anosociatie!
Best wel een mooi woord ... uh ... eigenlijk.
Gek dat nooit iemand eerder dat heeft bedacht.
» Leonardo, heb je een voorbeeld?
» Jazeker.
» Een positieve dit keer?
» Absoluut.
» Vertel!
Het zal in de jaren zestig van de vorige eeuw zijn geweest dat een studente tijdens een college van de hoogleraar Buytendijk opstond en vroeg: wat is dat, professor, analoog - een woord dat Buytendijk zojuist gebruikt had.
Dat zal ik je zeggen lief kind, zei de hoogleraar, op paternalistische toon, met boventonen die ook nog wel verder droegen dan dat.
Tegenwoordig zouden ze het hebben over mansplaining.
Luister, zei de man tot het meisje, je gaat aan het eind van een mooie middag een flinke wandeling maken in het bos, maar hebt niet in de gaten dat er een noodweer aankomt. Op enig moment zit je daar midden in, bliksem donder hagelstenen. Enigszins in paniek raak je ook nog de weg kwijt, en een tijdje later loop je daar in het donker, tussen hoge bomen terwijl het onweer boven je hoofd hangt. Je ziet een oud huis, klopt op de deur en roept om hulp.
Er doet een oud boertje open, lelijke kop, een paar rotte tanden in de mond, en je vraagt of hij je kan helpen en je een slaapplaats aan wilt bieden.
Geen probleem, zegt de man, maar U moet weten, ik heb maar twee bedden in huis, in het ene slaapt mijn dochter, het andere is mijn bed.
Welk bed kies je, vroeg de professor aan de studente.
Dat van de dochter, antwoordde de jonge vrouw, zonder aarzelen.
Precies wat ik ook zou doen, zei Buytendijk, en dat is nu een geval van analogie.
Aan de hele houding van onze geachte hoogleraar was ondertussen, hoe langer hoe meer, af te lezen dat hij heel graag die oude boer wilde zijn, wel of geen rotte tanden in zijn bek, en graag zou wonen in dat krot in het bos, maar dan zonder dochter en zonder tweede bed, in de hoop dat deze studente bij hem aan zou bellen ... en dromend van iedere dag noodweer en wandelende studentes die in moeilijkheden zouden komen.
Kijk, hier hebben we nu een typisch geval van anosociatie.
Friday, October 17, 2014
heeft de slang nu wel of niet gesproken
In verband met de actuele toestand in de wereld heb ik nogmaals een post als gastschrijver op het evolutieblog van Marleen Roelofs gepubliceerd.
hier is de link heeft de slang nu wel of niet gesproken
hier is de link heeft de slang nu wel of niet gesproken
Thursday, October 16, 2014
impronte
woorden drijven heen en weer
tussen verre kusten
die een oceaan gevangen houden ...
sulla spiaggia si mangia cipolle e peperoni
ook het gebaar moet woord worden
en de ervaring kan niet meer brengen
dan wat in het hersenpannetje gestoofd is ...
in padella gramigna alla L.
wat traag zou moeten zijn
ook gevangen
in de snelheid van het licht ...
tranne che fa tacere la fame
Monday, October 13, 2014
het brein
Hier zou nu tekst moeten volgen.
Maar in plezierige samenwerking met een andere blogger, Marleen Roelofs, heb ik de post die over dit onderwerp handelt op haar blog geplaatst, als gastblogger.
hier is de link het denken dat zichzelf (niet) kent
hier is de link het denken dat zichzelf (niet) kent
Sunday, September 21, 2014
nogmaals: alluminisatie
Kun je ook een beter voorbeeld geven van alluminisatie? vroeg iemand mij. Iemand die ik wel zo ter wille wil zijn, want ene goede mensch, dat ik, ondanks een volledig de plank misslaande argumentatie ... goed mens vond dat ik erg lelijk deed tegen Obama, want dat was een alleraardigste man die geen vlieg kwaad zou doen - vlieg mag hier een allusie zijn naar drone, die inderdaad door Obama gekoesterd worden, maar kan weer geen alluminisatie zijn, zelfs niet als je bij vlieg aan een wesp denkt - en dat Obama met Nixon vergelijken wel het dieptepunt van mijn carrière als opinionbuilder mocht worden genoemd ...
[
Eigenlijk het enige nadeel van hen die ene goede mensch genoemd mogen worden: ze hebben niet altijd een scherp oog voor waar het kwaad in de wereld werkelijk huist.
]
... dus wel zo terwille, vooral ook omdat ik graag een positief voorbeeld van alluminisatie wil schetsen, dat ik ben gaan zoeken om aan dit verzoek te kunnen voldoen.
Eccola.
Zoals bekend heeft Karl Marx bij zijn huishoudster Helene Demuth een kind verwekt, waarop hij door zijn vrouw Jenny streng is toegesproken, waarna de boel in de minne is geschikt, en iedereen zich uiteindelijk met respect bejegend voelde, en ze alle vier nog lang en, de een wat minder dan de ander, gelukkig conviveerden.
Wat minder bekend is, is het argument waarmee Karl Marx het pleit won tegenover Jenny, en zich daarmee verzekerde van haar voortdurende liefde en toewijding. Hij sprak de gedenkwaardige woorden: Nou, Lady Chatterley's Lover, dat boek van Lawrence was niet om door te komen, zo saai. Bovendien, het is niet alleen zo dat de verhouding tussen het proletariaat en de bovenklasse wat het Kapitaal betreft voor mij een open boek is dat ik ook moet openen voor de verworpenen der aarde\, maar dat ik de zo noodzakelijke inzichten in de man-vrouw-problematiek met referte aan de klassenverhoudingen veel beter tot uitdrukking zal kunnen brengen - en tot uitdrukking heb gebracht! - dan Lawrence ooit zal mogen dromen ... ook daarin voelde ik een zware taak. Bovendien, lieve Jenny, heb ik hiermee waarde toegevoegd aan het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse.*)
Kijk, die verwijzing naar Constance Chatterley mag wel een alluminisatie in optima forma genoemd worden. Marx werpt niet alleen vanuit het eigen, zeer recente verleden licht op een nog niet gebeurd verleden, dat wat in de toekomst nog te gebeuren staat - D.H.Lawrence heeft pas na Marx' dood het levenslicht aanschouwd, laat staan dat zijn boek het licht al had kunnen zien - maar laat dat als het ware terugreflecteren (ook een woord dat niet bestaat) om licht te doen schijnen op die eigen geschiedenis.
dit is een verdere uitwerking van alluminisatie
[
Eigenlijk het enige nadeel van hen die ene goede mensch genoemd mogen worden: ze hebben niet altijd een scherp oog voor waar het kwaad in de wereld werkelijk huist.
]
... dus wel zo terwille, vooral ook omdat ik graag een positief voorbeeld van alluminisatie wil schetsen, dat ik ben gaan zoeken om aan dit verzoek te kunnen voldoen.
Eccola.
Zoals bekend heeft Karl Marx bij zijn huishoudster Helene Demuth een kind verwekt, waarop hij door zijn vrouw Jenny streng is toegesproken, waarna de boel in de minne is geschikt, en iedereen zich uiteindelijk met respect bejegend voelde, en ze alle vier nog lang en, de een wat minder dan de ander, gelukkig conviveerden.
Wat minder bekend is, is het argument waarmee Karl Marx het pleit won tegenover Jenny, en zich daarmee verzekerde van haar voortdurende liefde en toewijding. Hij sprak de gedenkwaardige woorden: Nou, Lady Chatterley's Lover, dat boek van Lawrence was niet om door te komen, zo saai. Bovendien, het is niet alleen zo dat de verhouding tussen het proletariaat en de bovenklasse wat het Kapitaal betreft voor mij een open boek is dat ik ook moet openen voor de verworpenen der aarde\, maar dat ik de zo noodzakelijke inzichten in de man-vrouw-problematiek met referte aan de klassenverhoudingen veel beter tot uitdrukking zal kunnen brengen - en tot uitdrukking heb gebracht! - dan Lawrence ooit zal mogen dromen ... ook daarin voelde ik een zware taak. Bovendien, lieve Jenny, heb ik hiermee waarde toegevoegd aan het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse.*)
Kijk, die verwijzing naar Constance Chatterley mag wel een alluminisatie in optima forma genoemd worden. Marx werpt niet alleen vanuit het eigen, zeer recente verleden licht op een nog niet gebeurd verleden, dat wat in de toekomst nog te gebeuren staat - D.H.Lawrence heeft pas na Marx' dood het levenslicht aanschouwd, laat staan dat zijn boek het licht al had kunnen zien - maar laat dat als het ware terugreflecteren (ook een woord dat niet bestaat) om licht te doen schijnen op die eigen geschiedenis.
*) In dat brabbelige Duitse Engels dat Marx in die tijd nog sprak, maar wel met die Marxiaanse volzinnen, zodat ik het maar vertaald heb voor U.
dit is een verdere uitwerking van alluminisatie
Thursday, September 18, 2014
alluminisatie
In de titel staat een woord dat vreemd genoeg niet bestaat, maar dat heel goed tevoorschijn had kunnen komen als een aaneensmeedwerkje (woord dat ook niet bestaat) van alluderen, dan wel allusie en illumineren dan wel illuminatie.
Als iemand alludeert bedoelt hij - soms gaat het ook onbedoeld - iets anders in de herinnering op te roepen om met die geest van het verleden het levende nu te beschijnen - uiteraard met de intentie om te verlichten.
Verlichten via een omweg als het ware.
Je werpt licht op iets in het verleden en dat moet dan reflecteren op het hier en nu.
Daar had het woord alluminisatie voor gemaakt kunnen zijn: het van licht doordesemen, iets zwanger maken van licht (niet: doorschijnen - dat leidt tot hallucinaties en gezichtsbedrog). Het alluminiseren.
Daar had het woord alluminisatie voor gemaakt móeten worden.
[
A propos, een veel beter woord dan "participatiesamenleving", om maar eens wat te noemen, dat wel aaneensmeedwerk is, en ook nog tot woord van een zeer recent jaar is uitgeroepen, maar de boel aardig in het duister hult - én is bedoeld om te verhullen! - en verder geen verlichting, laat staan opluchting brengt.
]
Vandaar dat ik hierbij dit zo node gemiste woord aan U voorstel: alluminisatie.
Wat voegt dat dan toe aan het bestaande? Hebben we niet genoeg aan het woord allusie.
Wel, wat stelt een taal nu helemaal voor als er geen synoniemen bestaan. Armoedig zootje zou dat zijn. Dus dat is meer dan genoeg reden, dat geeft bestaansrecht aan het woord.
Maar ik heb een betere.
Bij het gebruik van allusie geldt: de stijlfiguur valt ... en ligt daar. Bij alluminisatie wordt de stijlfiguur als het ware zichtbaar gevormd, krijgt body.
U kunt het woord in een discussie met een vriend, of met de buurvrouw, hanteren, met de bedoeling de discussie te verlevendigen. Dat kan zomaar verkeerd uitpakken. Buuf vraagt: wat bedoel je nou. En als jij dat probeert uit te leggen zegt ze: was het woord allusie dan niet goed genoeg. En jij gaat, om je gezicht te redden, proberen het verschil in gevoelswaarde tussen allusie en alluminisatie tot uitdrukking te brengen. En in no time zijn jullie een hele boom aan het opzetten.
Kijk, die "boom" mag nu wel een allusie heten, maar geen alluminisatie. De boom verhult meer dan het verlicht: er is geen boom op de wereld die zo snel groeit als een beetje uit de hand lopende discussie.
Okay, daarmee weten we wanneer het woord niet te gebruiken.
Maar wanneer dan wel?
Wiki geeft als voorbeeld van allusie: "'Nu is het moment' waarmee Barack Obama een verwijzing maakte naar Martin Luther King tijdens zijn conventiespeech in 2008."
Laat ik mijn goede vriend Harry G. Frankfurt nog maar eens van stal halen.
Bullshit!
Bullshit van zowel Wiki als van Obama. Want Wiki is teveel afhankelijk van de heersende opinie over Obama om te kunnen erkennen dat Obama hier die pure bullshit laat zien zoals Frankfurt die bedoeld heeft.
Obama was natuurlijk helemaal niet van plan om zoiets te gaan doen als King zich voorgenomen had. Ik geef toe, het heeft wel even gewerkt als allusie, hij heeft direct de nobelprijs gekregen, maar van het begin af aan waren de voornemens van Obama voornemens waarmee men wel de weg naar de hel plaveit. Zoals iedere president die het Witte Huis voor het eerst betreedt had Obama maar één doel: zijn volgende termijn halen. En een volgende termijn betekent: degenen die werkelijk aan de touwtjes trekken ter wille zijn.
Dus het grote woord "change" was vanaf dat moment een heel klein woordje geworden. Het changen dat vooral taboe was: dat er over vier jaar een andere president het Witte Huis binnen zou stappen. En all the president's men, aangestuurd door Axelrod en Plouffe, de echte bazen in het Witte Huis, hadden maar één bordje op de binnenkant van de deur van hun bureau, en één poster boven hun bed hangen: ELECTIONS 2012.
Kijk, dat is nu een voorbeeld van een allusie die met een gerust hart alluminisatie genoemd mag worden: "all the president's men". Het verwijst naar het boek en naar de film over de schurkenstreken van de mannen van Nixon. En daarmee verlicht het wat er in het Witte Huis is gebeurd sinds 2008, wat zeg ik, het stelt de daden van dàt Witte Huis in het onbarmhartige maar zeer rechtvaardige, want geen onderscheid makende volle daglicht.
Eccola: alluminisatie.
zie ook nogmaals: alluminisatie
Als iemand alludeert bedoelt hij - soms gaat het ook onbedoeld - iets anders in de herinnering op te roepen om met die geest van het verleden het levende nu te beschijnen - uiteraard met de intentie om te verlichten.
Verlichten via een omweg als het ware.
Je werpt licht op iets in het verleden en dat moet dan reflecteren op het hier en nu.
Daar had het woord alluminisatie voor gemaakt kunnen zijn: het van licht doordesemen, iets zwanger maken van licht (niet: doorschijnen - dat leidt tot hallucinaties en gezichtsbedrog). Het alluminiseren.
Daar had het woord alluminisatie voor gemaakt móeten worden.
[
A propos, een veel beter woord dan "participatiesamenleving", om maar eens wat te noemen, dat wel aaneensmeedwerk is, en ook nog tot woord van een zeer recent jaar is uitgeroepen, maar de boel aardig in het duister hult - én is bedoeld om te verhullen! - en verder geen verlichting, laat staan opluchting brengt.
]
Vandaar dat ik hierbij dit zo node gemiste woord aan U voorstel: alluminisatie.
Wat voegt dat dan toe aan het bestaande? Hebben we niet genoeg aan het woord allusie.
Wel, wat stelt een taal nu helemaal voor als er geen synoniemen bestaan. Armoedig zootje zou dat zijn. Dus dat is meer dan genoeg reden, dat geeft bestaansrecht aan het woord.
Maar ik heb een betere.
Bij het gebruik van allusie geldt: de stijlfiguur valt ... en ligt daar. Bij alluminisatie wordt de stijlfiguur als het ware zichtbaar gevormd, krijgt body.
U kunt het woord in een discussie met een vriend, of met de buurvrouw, hanteren, met de bedoeling de discussie te verlevendigen. Dat kan zomaar verkeerd uitpakken. Buuf vraagt: wat bedoel je nou. En als jij dat probeert uit te leggen zegt ze: was het woord allusie dan niet goed genoeg. En jij gaat, om je gezicht te redden, proberen het verschil in gevoelswaarde tussen allusie en alluminisatie tot uitdrukking te brengen. En in no time zijn jullie een hele boom aan het opzetten.
Kijk, die "boom" mag nu wel een allusie heten, maar geen alluminisatie. De boom verhult meer dan het verlicht: er is geen boom op de wereld die zo snel groeit als een beetje uit de hand lopende discussie.
Okay, daarmee weten we wanneer het woord niet te gebruiken.
Maar wanneer dan wel?
Wiki geeft als voorbeeld van allusie: "'Nu is het moment' waarmee Barack Obama een verwijzing maakte naar Martin Luther King tijdens zijn conventiespeech in 2008."
Laat ik mijn goede vriend Harry G. Frankfurt nog maar eens van stal halen.
Bullshit!
Bullshit van zowel Wiki als van Obama. Want Wiki is teveel afhankelijk van de heersende opinie over Obama om te kunnen erkennen dat Obama hier die pure bullshit laat zien zoals Frankfurt die bedoeld heeft.
Obama was natuurlijk helemaal niet van plan om zoiets te gaan doen als King zich voorgenomen had. Ik geef toe, het heeft wel even gewerkt als allusie, hij heeft direct de nobelprijs gekregen, maar van het begin af aan waren de voornemens van Obama voornemens waarmee men wel de weg naar de hel plaveit. Zoals iedere president die het Witte Huis voor het eerst betreedt had Obama maar één doel: zijn volgende termijn halen. En een volgende termijn betekent: degenen die werkelijk aan de touwtjes trekken ter wille zijn.
Dus het grote woord "change" was vanaf dat moment een heel klein woordje geworden. Het changen dat vooral taboe was: dat er over vier jaar een andere president het Witte Huis binnen zou stappen. En all the president's men, aangestuurd door Axelrod en Plouffe, de echte bazen in het Witte Huis, hadden maar één bordje op de binnenkant van de deur van hun bureau, en één poster boven hun bed hangen: ELECTIONS 2012.
Kijk, dat is nu een voorbeeld van een allusie die met een gerust hart alluminisatie genoemd mag worden: "all the president's men". Het verwijst naar het boek en naar de film over de schurkenstreken van de mannen van Nixon. En daarmee verlicht het wat er in het Witte Huis is gebeurd sinds 2008, wat zeg ik, het stelt de daden van dàt Witte Huis in het onbarmhartige maar zeer rechtvaardige, want geen onderscheid makende volle daglicht.
Eccola: alluminisatie.
zie ook nogmaals: alluminisatie
Monday, September 15, 2014
finalmente (update)
Sono felice.
Ik ben blij.
I'm so happy.
Sono contento.
En ik ben heel tevreden.
I'm so satisfied.
Eccola!
At last
Pages on my site and my blog in Italian.
Eccomi!
Mille grazie to Raffaella Capelletti and Marleen Roelofs.
Sono cosi contento che voglio far sapere in questo posto
Het doet me zoveel deugd dat ik het op deze plaats wil laten weten.
I'm so satisfied that I like to announce it here.
UPDATE
nel frattempo è acccrescuto a 4
in the meantime the number has grown to 4.
domande domande
il grande cercare
mai baciare una rana
al cuore, amore, al cuore
Ik ben blij.
I'm so happy.
Sono contento.
En ik ben heel tevreden.
I'm so satisfied.
Eccola!
At last
Pages on my site and my blog in Italian.
Eccomi!
Mille grazie to Raffaella Capelletti and Marleen Roelofs.
Sono cosi contento che voglio far sapere in questo posto
Het doet me zoveel deugd dat ik het op deze plaats wil laten weten.
I'm so satisfied that I like to announce it here.
UPDATE
nel frattempo è acccrescuto a 4
in the meantime the number has grown to 4.
domande domande
il grande cercare
mai baciare una rana
al cuore, amore, al cuore
Tuesday, September 9, 2014
Al cuore, amore, al cuore
C’era una coppia. Conviventi. Sette anni alle spalle. Niente figli.
Lui abbastanza contento.
Lei infelice. Invidioso delle amiche sposate che stavano dimostrando gioia. Per lei poche le parole dolci e pochissime le carezze.
Spesso litigavano. Eh, certo, era più litigare che fare l’amore. E quando lei aveva voglia di parlare, per ristabilire il rapporto, lui diceva sempre : “Così vanno le cose.”
Ma non tutte le cose. Perché, un giorno arrivava la lotteria. Un vincente. E non poco eh! Una somma importante. Abbastanza da potere comprare una villetta, magari bifamiliare. E una nuova macchina. E dopo restava qualcosa per prendersi una bella vacanza.
O, anche una possibilità, le nozze, sempre posticipate. Forse un bimbo?
» No, assolutamente no! Ancora non appropriato.
» Va bene, una casa, una camera da biliardo per te, una macchina.
» Vediamo, vediamo. Con calma eh.
Lui aveva i suoi sogni. Nuovi orizzonti.
Ma anche lei. Aveva letto di un’invenzione. Hug. Ricordava bene la notizia.
» Ho voglia di spendere un po’ di soldi per la nostra felicità.
» Come?
E lei ha spiegato. E lui ha pensato: tarabaralla. Che fatica.
» Quanto costa?
» Non lo so, penso il prezzo di un bel computer.
E lui ha pensato: “Non me ne importa un fico secco.” Ha accennato, scrollando le spalle. Lei ha chiamato l'azienda. Era un po’ più complicato di quanto aveva pensato. Era un prototipo. Non un prodotto di catena di montaggio. Ma quando voleva incitare lo sviluppo?
» Certo!
Perché, ha pensato, tutto per l’amore.
Viene un uomo. Prendeva le misure dei corpi. Pressione del sangue ... perché potrebbe essere un po’ pericoloso ... Un modulo per segnare. Lui, svogliato, tedioso. Lei con foga, quasi emozionata.
Dopo qualche settimana l’uomo torna. Con due pacchetti. Appaiono due torsi. Come un orsacchiotto. Apriva la sua borsa.
» Quanto devo pagare
» È scritto nel contratto.
» Ho dimenticato ... eh ... non ho letto consciamente.
» Meglio pagare con un assegno.
» Perché, ho i soldi qui.
» Sei certo, è un po’ caro. Carissimo!
» Quanto?
Collasso di tutti i mondi. Crollo delle speranze. Sperperato i soldi della lotteria.
Quando suo marito ritornava a casa faceva un litigio come non vissuto mai. Lui si arrabbiava, si adirava di più in più, si infuriava. Tormentato. Alla fine ha gridato: meno male che sto andando via per un viaggio di lavoro. Ed è partito. Lei restava con un dolore intenso nel cuore.
Ma, rimaneva un barlume di speranza. Hug. Due barlumi. La Hug e il Hug. Lei aveva trovato un’opportunità per celare il cosiddetto orsacchiotto nella valigia.
Speriamo. Chissà.
Mentre guidando la macchina lui pensava al suo solo conforto in questo momento: sua amante era anche nell’hotel dove passerebbe la notte. Si era messo una doppia vita. Forse adesso era il momento appropriato per cambiare corso. Quando entrava nell’hotel, dalla sua collera era rimasta soltanto il desiderio carnale. Perché lei, l’altra lei, sentiva lo stesso, due anime, un solo pensiero, fanno l’amore al primo colpo.
» Alleluia, come sei lascivo.
» Sono un po’ agitato.
E ha detto che è successo.
» Meno male ... bella roba ... un vero stallone.
Poco dopo, quando lui è nel bagno, lei va a sistemare la sua roba. Apre la valigia e trova il pupazzo.
Punto interrogativo, un po’ a disagio.
Anche un sorriso, un po’ toccata.
Lo prende al petto e, fortuitamente, preme il tasto. Una voce femminile nella camera:
» Amore, come sono contenta che mi chiami.
» Come? ... Chi parla?
La Hug presa le forme femminili e da il calore. Ma il Hug, funzionando pure perfettamente, prese anche le forme femminili.
Due donne a bocca aperta. Ancora due anime, anche adesso un solo pensiero. Ma a partire da questo momento un pensiero, molto lontano dai pensieri dell’uomo.
Quando lui ritorna dal bagno trova il suo Hug pestato, privato di vita, irrecuperabile. Scomparsa la colpevole. Per sempre. Senza lasciar traccia.
Lui abbastanza contento.
Lei infelice. Invidioso delle amiche sposate che stavano dimostrando gioia. Per lei poche le parole dolci e pochissime le carezze.
Spesso litigavano. Eh, certo, era più litigare che fare l’amore. E quando lei aveva voglia di parlare, per ristabilire il rapporto, lui diceva sempre : “Così vanno le cose.”
Ma non tutte le cose. Perché, un giorno arrivava la lotteria. Un vincente. E non poco eh! Una somma importante. Abbastanza da potere comprare una villetta, magari bifamiliare. E una nuova macchina. E dopo restava qualcosa per prendersi una bella vacanza.
O, anche una possibilità, le nozze, sempre posticipate. Forse un bimbo?
» No, assolutamente no! Ancora non appropriato.
» Va bene, una casa, una camera da biliardo per te, una macchina.
» Vediamo, vediamo. Con calma eh.
Lui aveva i suoi sogni. Nuovi orizzonti.
Ma anche lei. Aveva letto di un’invenzione. Hug. Ricordava bene la notizia.
La novità arriva da una compagnia elettronica dove un gruppo di ricercatori ha sviluppato Hug, ovvero abbraccio; un cuscino-robot, a forma di un torso in grado di riprodurre a distanza le sensazioni, appunto, di un abbraccio. ... un vero e proprio fagotto di velluto.Le sembrava una buona idea, anche per una coppia, certo per loro, vista l’assenza ripetuta di lui per i suoi molti viaggi di lavoro.
Supponiamo che un ragazzo lontano voglia essere vicino alla sua nonna. Il ragazzo deve premere l’estremità sinistra del suo Hug. Il processore contenuto nel dispositivo compone automaticamente il numero di telefono corrispondente all’Hug della nonna. Quest’ultima, ricevendo la chiamata, si illumina e inizia a suonare: la nonna, per accettare la chiamata, deve premere a sua volta l’estremità sinistra del robot e dire qualcosa al microfono, stabilendo così una comunicazione diretta con suo nipote. Una volta stabilita la connessione, il nipote stringe a sé il cuscino robot: i sensori trasformano l’abbraccio in un flusso di dati trasmesso all’altro Hug, che a sua volta li riconverte in forma e vibrazioni, e cosi viceversa.
» Ho voglia di spendere un po’ di soldi per la nostra felicità.
» Come?
E lei ha spiegato. E lui ha pensato: tarabaralla. Che fatica.
» Quanto costa?
» Non lo so, penso il prezzo di un bel computer.
E lui ha pensato: “Non me ne importa un fico secco.” Ha accennato, scrollando le spalle. Lei ha chiamato l'azienda. Era un po’ più complicato di quanto aveva pensato. Era un prototipo. Non un prodotto di catena di montaggio. Ma quando voleva incitare lo sviluppo?
» Certo!
Perché, ha pensato, tutto per l’amore.
Viene un uomo. Prendeva le misure dei corpi. Pressione del sangue ... perché potrebbe essere un po’ pericoloso ... Un modulo per segnare. Lui, svogliato, tedioso. Lei con foga, quasi emozionata.
Dopo qualche settimana l’uomo torna. Con due pacchetti. Appaiono due torsi. Come un orsacchiotto. Apriva la sua borsa.
» Quanto devo pagare
» È scritto nel contratto.
» Ho dimenticato ... eh ... non ho letto consciamente.
» Meglio pagare con un assegno.
» Perché, ho i soldi qui.
» Sei certo, è un po’ caro. Carissimo!
» Quanto?
Collasso di tutti i mondi. Crollo delle speranze. Sperperato i soldi della lotteria.
Quando suo marito ritornava a casa faceva un litigio come non vissuto mai. Lui si arrabbiava, si adirava di più in più, si infuriava. Tormentato. Alla fine ha gridato: meno male che sto andando via per un viaggio di lavoro. Ed è partito. Lei restava con un dolore intenso nel cuore.
Ma, rimaneva un barlume di speranza. Hug. Due barlumi. La Hug e il Hug. Lei aveva trovato un’opportunità per celare il cosiddetto orsacchiotto nella valigia.
Speriamo. Chissà.
Mentre guidando la macchina lui pensava al suo solo conforto in questo momento: sua amante era anche nell’hotel dove passerebbe la notte. Si era messo una doppia vita. Forse adesso era il momento appropriato per cambiare corso. Quando entrava nell’hotel, dalla sua collera era rimasta soltanto il desiderio carnale. Perché lei, l’altra lei, sentiva lo stesso, due anime, un solo pensiero, fanno l’amore al primo colpo.
» Alleluia, come sei lascivo.
» Sono un po’ agitato.
E ha detto che è successo.
» Meno male ... bella roba ... un vero stallone.
Poco dopo, quando lui è nel bagno, lei va a sistemare la sua roba. Apre la valigia e trova il pupazzo.
Punto interrogativo, un po’ a disagio.
Anche un sorriso, un po’ toccata.
Lo prende al petto e, fortuitamente, preme il tasto. Una voce femminile nella camera:
» Amore, come sono contenta che mi chiami.
» Come? ... Chi parla?
La Hug presa le forme femminili e da il calore. Ma il Hug, funzionando pure perfettamente, prese anche le forme femminili.
Due donne a bocca aperta. Ancora due anime, anche adesso un solo pensiero. Ma a partire da questo momento un pensiero, molto lontano dai pensieri dell’uomo.
Quando lui ritorna dal bagno trova il suo Hug pestato, privato di vita, irrecuperabile. Scomparsa la colpevole. Per sempre. Senza lasciar traccia.
Saturday, September 6, 2014
mai baciare una rana
C’era una volta, nei paesi bassi, una rana. Meglio dire: c’era un principe. Però, in un certo giorno, era il suo quindicesimo compleanno, importante per un principe di questi paesi, arrivò anche la fata malvagia, naturalmente incognita perché non aveva voglia di perdere una qualsiasi festa. In una cerimonia solenne tutte le fate erano pregate ad oracoleggiare un desiderio a favore del principe, portando ad un’imposizione delle mani concertata.
La prossima mattina il principe era sparito.
Il re, conoscendo i suoi classici, seppe subito: oh la falsa vacca, la lurida, la più porca, e dagli!, questa megera. E mandò tutti i sui servitori per sollecitare tutte le belle donne per andare a baciare le rane. Premio: protagonista delle nozze reali.
Le donne non si lasciavano pregare due volte. Anche le brutte e porche, sentendo questa vicenda, andavano alla ricerca e non demordevano in speranza di una vita da signora.
Nel frattempo la rana reale – si, si, il re l’aveva visto giusto - era contenta. La vita di corte non era eccitante e come rana scopriva nuove, strane cose. Allora, andava da una ranafata e domandava: fui il principe … una strega mi ha mandato al regno animale … mi piace la vita qui più che nel mondo umano … mio padre di sicuro invierà ragazze per aiutare me … prego, vuoi dare me l’abilità per muovere qualsiasi ragazza nel mondo di rane per avere una convivente.
La fata si dimostrò d’essere benevola.
Però, a un certo momento arriva un airone nello stagno dove la rana abitava. La rana era vicina a boccone boccone. Ma, essendo bravo e coraggioso, perché era un principe, diceva: Quando mangi me, bene per te, male per me. Ma sai, sono figlio di un re che è maltratto da una strega. E mio padre senza dubbio ha invitato tutte le donne belle per baciare me a prezzo delle nozze. E io cambierò queste donne in una rana per fare l’amore. Per mia vita prometto a te: dopo l’amore è tua preda. Per te sarà come pescare nello stagno migliore, perché nei miei paesi ci sono molte belle ragazze.
D’accordo l’airone.
Allora, quando una ragazza si presentava e baciava la rana, invece di un ritorno del principe alla sua vita abituale anche lei cambiava in una ranocchia. La rana principe metteva l’amore. Dopo il giacere chiamava l’airone. Qualche volta, quando era una vera bellezza, metteva due volte l’amore, ma sempre rendeva all’airone quello che fu dell’airone. Superfluo per dire della nostra rana sovrana che non ammetterebbe mai che una bruttezza riuscisse a baciare lui.
Per l’airone furono anni d’abbondanza.
La rana era felice e contenta finché campò.
Per quanto riguarda i paesi bassi: tutte le ragazze che erano elette hanno scambiato la vita temporale per ... hm, è una disputa teologica ... beh, sono finiti sul tavolo dell’airone. Le bruttezze, innamorate di rane, sono divenute cozze, perché baciando rana dopo rana ... beh, non è poco.
Morale: come un poeta olandese*) dice
Essere bella non è l’essenza
Puoi alla svelta declinare
Durevole è la bruttezza
Allora: meglio salvaguardarla
*) Il poeta é Hans Dorrestijn, traduzione di sottoscritto
La prossima mattina il principe era sparito.
Il re, conoscendo i suoi classici, seppe subito: oh la falsa vacca, la lurida, la più porca, e dagli!, questa megera. E mandò tutti i sui servitori per sollecitare tutte le belle donne per andare a baciare le rane. Premio: protagonista delle nozze reali.
Le donne non si lasciavano pregare due volte. Anche le brutte e porche, sentendo questa vicenda, andavano alla ricerca e non demordevano in speranza di una vita da signora.
Nel frattempo la rana reale – si, si, il re l’aveva visto giusto - era contenta. La vita di corte non era eccitante e come rana scopriva nuove, strane cose. Allora, andava da una ranafata e domandava: fui il principe … una strega mi ha mandato al regno animale … mi piace la vita qui più che nel mondo umano … mio padre di sicuro invierà ragazze per aiutare me … prego, vuoi dare me l’abilità per muovere qualsiasi ragazza nel mondo di rane per avere una convivente.
La fata si dimostrò d’essere benevola.
Però, a un certo momento arriva un airone nello stagno dove la rana abitava. La rana era vicina a boccone boccone. Ma, essendo bravo e coraggioso, perché era un principe, diceva: Quando mangi me, bene per te, male per me. Ma sai, sono figlio di un re che è maltratto da una strega. E mio padre senza dubbio ha invitato tutte le donne belle per baciare me a prezzo delle nozze. E io cambierò queste donne in una rana per fare l’amore. Per mia vita prometto a te: dopo l’amore è tua preda. Per te sarà come pescare nello stagno migliore, perché nei miei paesi ci sono molte belle ragazze.
D’accordo l’airone.
Allora, quando una ragazza si presentava e baciava la rana, invece di un ritorno del principe alla sua vita abituale anche lei cambiava in una ranocchia. La rana principe metteva l’amore. Dopo il giacere chiamava l’airone. Qualche volta, quando era una vera bellezza, metteva due volte l’amore, ma sempre rendeva all’airone quello che fu dell’airone. Superfluo per dire della nostra rana sovrana che non ammetterebbe mai che una bruttezza riuscisse a baciare lui.
Per l’airone furono anni d’abbondanza.
La rana era felice e contenta finché campò.
Per quanto riguarda i paesi bassi: tutte le ragazze che erano elette hanno scambiato la vita temporale per ... hm, è una disputa teologica ... beh, sono finiti sul tavolo dell’airone. Le bruttezze, innamorate di rane, sono divenute cozze, perché baciando rana dopo rana ... beh, non è poco.
Morale: come un poeta olandese*) dice
Essere bella non è l’essenza
Puoi alla svelta declinare
Durevole è la bruttezza
Allora: meglio salvaguardarla
*) Il poeta é Hans Dorrestijn, traduzione di sottoscritto
Sunday, August 24, 2014
(nog een) variatie op een bekend thema
want dieren zijn precies als mensen
met dezelfde mensenwensen
en dezelfde mensenstreken
(uit de krant van Fabeltjesland)
[
Terzijde
Eerst even een vraag: als we het over wetenschappers hebben, hebben we het over mensen. Maar ik hou het niet voor onmogelijk - ik voel het aan mijn water -dat we in dit bericht andere wetenschappers tegen gaan komen. Hoe onderscheiden we ze dan?
Stel, de evolutie gaat verder ...
In NRC wordt dit weekend een "grote zomervraag" opgeroepen: wat de volgende stap in de evolutie zal zijn. Antwoord, na veel vijven en zessen: na de mens komt de mens!
Ecco Homo.
Zie het kleine mensje dat zich de maat der dingen waant.
... stel dus, we evolueren door, en er komen robots. Okay, laten we afspreken: er zullen dan menselijke wetenschappers zijn en robottelijke wetenschappers. (Hopelijk gaan ze niet een nog verwoestender bom maken om hun meningsverschillen te beslechten.)
]
In een vorig bericht hebben we een pannetje met water op het vuur gezet ... maar da's zo'n afgezaagd experiment.
We gaan nu een pan met vuur op het water zetten. (Poeh, een Italiaanse huisvrouw zal zich rot schrikken: mettere una padella con fuoco sul acqua - waar haalt ze zo gauw zoveel acqua vandaan. Maar ik had het waterloopkundig laboratorium in Delft tot mijn beschikking.)
Welnu, je ziet dat er onder de pan water gaat koken, je ziet dat die waterdeeltjes alle kanten uit willen, want overal om ze heen bevindt zich kouder water, dus er ontstaan maalstromen waarvan Edgar Allen Poe niet heeft durven dromen ...
Nou ja, U ziet aan mijn manier van beschrijven wel dat ik in een simultaan gedachtenproces al veel verder ben met een veel interessanter experiment ... maar mocht hier een oerconstante uitkomen, de vijfde kracht of zoiets, dan hecht ik er wel aan dat die mijn naam zal dragen!
Okay, dat veel interessanter onderzoek dus.
Mettiamo una padella con fuoco sul ... ghiaccio. (Hier stopt de medewerking van de Italiaanse kookvrouw subito. Een pan met ijs op het vuur kan nog, zonde van dat lekkere Italiaanse ijs, allora ... maar een pan met vuur op al dat overheerlijke gelato Italiano, porca madonna!)
Wel, ik kreeg de beschikking over de ijsvloer van Thialf - het was toen nog niet bekend dat Icedôme Almere de financiering niet rond kon krijgen - zodat ik in alle stilte mijn experimenten uit kon voeren.
In alle stilte?
Ik zette mijn pan met vuur op de ijsvloer. Uiteraard ontstond er een bijt - met onverwacht gevolg: niet lang daarna kwamen er een paar eenden aangevlogen. Zo luxueus hadden ze het nog nooit gehad: een bijt in wat ooit de ijstempel van NL was geweest ... en misschien wel zou blijven als Almere in de penurie zou blijven zitten.
Even later was het met mijn rust gedaan. Er kwamen meer eenden, en het werd een gesnater van jewelste.
Plotseling komt er een eend op mij af. En verdomd, daar had je het: het beest begint tegen mij te praten, in mijn moerstaal (Hauser, Chomsky en Fitch mogen dat artikel over the faculty of language wel gaan reviseren).
En, nog een keer verdomd, ik had het al voorspeld: vanaf heden zijn er meer soorten wetenschappers. Je hebt menselijke wetenschappers. Maar je hebt ook eendelijke wetenschappers.
Zoveel leerde ik wel van mijn gesprekspartner. Omdat ik met een wetenschappelijk experiment bezig was, waren er uitsluitend wetenschappers (eendelijke dus) op de bijt afgekomen. En of ik die pan met vuur maar weg wilde halen, want daar hadden die beesten nogal last van, zo konden ze hun werk niet goed doen.
Juist ja, zei ik, en terwijl k dacht hier in alle rust te werken, moet ik nu al dat gesnater aanhoren.
Waarom snateren ze eigenlijk zo, vroeg ik nieuwsgierig.
Nou dat zit zo, zei mijn gesprekseend, wij eenden hebben een God. En nu zijn er wetenschappers, vreemde eenden in de bijt zogezeid ...
Oh nee, ook dat nog. Alle appetijt voor mijn onderzoek was mij in één keer ontnomen. Ik haalde mijn pan met vuur uit de bijt.
Toch een beetje nieuwsgierig, bleef ik kijken hoe dit ging aflopen.
Het gesnater kende geen grenzen. Ik kon het niet verstaan, maar er vielen steeds hele korte klanken, het moest God voor en God na zijn.
U gaat niet geloven wat nu volgt.
En toch is het zo.
Terwijl de gemoederen onder de eenden zeer verhit raakten, verkilde de sfeer in de bijt. Ik deed temperatuurmetingen, van het water en van de direkte omgeving; en wat moest ik constateren: de omgevingstemperatuur verhoogde, de temperatuur van het water ging omlaag.
Al onze afspraken over entropie ondersteboven!
De tweede hoofdwet van de thermodynamica???
Ik voelde: ik had goud in mijn handen.
Ik begreep ook dat hier werk aan de winkel was. Dat hier kalmte geboden werd. Men stapt niet zonder gevaar dat men de risee van de Akadèmeia wordt, wat zeg ik, niet zonder gevaar voor eigen leven af van de schouders van giganten. Koortsachtig snel maalden mijn gedachten.
Zo duurde het even voordat ik in de gaten kreeg dat zich onder mijn ogen een ramp voltrok. Er werd nu zoveel warmte aan het al zo koude water onttrokken dat zich ijs ging vormen. Enkele eenden vlogen krijsend op, vermoedelijk waarschuwden ze hun vakbroeders voor het naderende onheil.
Maar die waren zo druk met God bezig, voor of tegen hem, dat ze niet in de gaten hadden wat er gebeurde.
De ijsvloer sloot zich om hun zwemvliezen, of kleefde zich er aan vast.
Ze konden niet meer wegkomen.
En ik kon het niet meer aanzien.
Nooit zal ik dit experiment meer herhalen, ik zweer het. Ik kan niet nog een keer zoveel fijne wetenschappers de dood injagen ter vermeerdering van onze kennis, goud of geen goud.
Nog hoor ik die snerpende kreet in mijn oren, terwijl ik hard rennend de plaats des onheils verliet:
» kwaaaaak, kwaaaa-aaak kwak kwak kwak kwak kwakkwakkwakkwak
(Moet zoiets geweest zijn als: heeeeelp, heeeellup, we zijn er niet uitgekomen.)
Friday, August 22, 2014
over ietsjes en nietsjes
Het poeltje verbaast zich dat het in het kuiltje past
Marleen H. Roelofs
Als de zwakke nucleaire kracht iets zwakker, of iets sterker was geweest dan hij nu is, dan hadden wij niet bestaan.
Gaat het verhaal.
Als de sterke nucleaire kracht iets sterker, of iets zwakker was geweest dan hij nu is, dan was leven onbestaanbaar geweest.
We zetten die krachten voor het gemak even uit op een schaal van 100 en stellen (puur voor het denkexperiment) dat de zwakke kracht door 12 gerepresenteerd wordt en dat de sterke kracht met 96 bepaald is. Dus 11 is te zwak en 95 is niet sterk genoeg, terwijl 13 niet zwak genoeg en 97 te sterk is.
Stel de zwakke kracht had niet in 12 zijn waarde gevonden maar in 13 en de sterke kracht in 95, dan zouden wij gezegd hebben, als wezens gebukt gaande onder die krachten (en onder het zweet des aanschijns vanwege de zondeval): als de zwakke kracht één puntje minder was geweest, dus niet 13 maar 12, of wanneer de sterke kracht 96 was geweest, dus één puntje sterker dan nu, dan waren wij er niet geweest om dit te kunnen vaststellen.
Ecco homo.
Zie de mens die zich als maat van de dingen beschouwt.
Het poeltje, dat hierboven in het motief van deze post wordt opgevoerd, heeft weliswaar geen bewustzijn zoals de mens, heeft geen gevoel voor verleden of toekomst, heeft geen rede doch slechts een beetje instinct, ondanks al het leven dat zich in haar bevindt - althans volgens menselijke denkers die weten dat ze zelf rede hebben, maar andere bestaansvormen niet in de buurt daarvan komen - kan zich desalniettemin verwonderen over zijn kuiltje.
Hoeveel te meer moet het onveranderlijke kuiltje - dat nog minder bewustzijn heeft dan het poeltje - zich verwonderen over het plasje dat zich in hem bevindt.
Er kan een beetje water in staan, en dan zal het kuiltje denken: wat mooi toch dat de natuur zo fine getuned is dat er precies zoveel water in mij staat dat er een waterplantje in mij kan groeien.
De volgende dag regent het, zodat het kuiltje bijna vol staat, en dan zal het kuiltje denken: wat is de natuur toch mooi dat ik alle regen die valt een plaats kan geven.
De volgende dag regent het nog meer, zodat het kuiltje net niet overstroomt. Maar het kuiltje kan alleen maar navelstaren, en niet de regen zien die buiten het kuiltje valt, want het heeft geen oogjes boven zichzelf zweven, en is bovendien de regen van gisteren alweer vergeten, laat staan het waterplantje - dit allemaal uiteraard volgens menselijke denkers die weten dat ze zelf rede hebben, maar andere bestaansvormen niet in de buurt daarvan komen - en denkt dan: wat is de natuur toch mooi dat ik precies groot genoeg ben om de regen die valt op te vangen.
Ecco buchetta.
Zie het kuiltje dat zich als de maat van de dingen beschouwt.
Wat het kuiltje niet weet, en de denkers van die zwakke en sterke krachten eerst te weten komen als ze dit lezen, is dat ik zojuist een lange wandeling heb gemaakt. Ik heb even in de bar van het nabije dorpje gezeten om op adem te komen en de dorst te lessen. Dus heb ik eerst een ice tea genomen, toen een acqua naturale en, omdat mijn dorst nog niet was gelest, een licht alcoholisch biertje - eentje maar, dat U niet denkt dat ik een zuiplap ben, bedoel ik.
Op de terugweg had ik er toch last van en moest een plasje doen. Maar ik ben keurig netjes opgevoed, dus dat ga ik niet zomaar rondslingeren. Ik zocht, ik zocht, en ik vond een kuiltje ... dat kuiltje dat dacht dat het voor de regen gemaakt was, maar inmiddels opgedroogd was. Ik deed mijn plasje. Wat bleek: het kuiltje was precies voor mijn plasje gemaakt, mijn plasje paste er precies in.
In stomme verwondering heb ik, evenals de oudtestamentische psalmist in verwondering over Gods ondoorgrondelijke wegen kon zingen, een nieuwtestamentisch loflied gedicht.
Ik heb den juisten kuil gevonden
dat door mijn plasje nauwgezet
gevuld word. Ondanks al mijn zonden
door Jezus weer opnieuw gered,
weet ik: die kuil blijft onverwrikt bestaan
zolang ik aan des Vaders hand mag gaan
Tevreden over mezelf en over de schepping legde ik mij te ruste.
- + - + - + - + - + - + - + - + -
Vanmorgen, wakker geworden, las ik het bovenstaande nog eens over, en dacht: Leonardo, Leonardo, wat een gebazel. Dat kan geen ice tea, en geen acqua naturale zijn geweest wat er in jouw glas zat, en je hebt beslist meer dan één licht alcoholisch biertje gedronken.Maar ja, wat wil je, als zelfs hele serieuze wetenschappers praat voeren, geïnitieerd door Dicke en Carter, over the anthropic principle ... dan mag Leonardo toch wel een loflied zingen over een kuiltje dat uitsluitend voor hem geschapen is.
Beter gezegd: als natuurkundigen wijsgerige beschouwingen houden over fine tuning, dan mogen Meester en Dekker hun God toch wel introduceren in de wetenschappelijke methode?
[Potjandrie, bijna tuimelde ik in de kuil die voor mij gegraven lijkt.]
Nee.
Nee!
Nee!!
Driewerf nee!!!
Het moet afgelopen zijn met dat geleuter.
Met al dat geleuter!
Wednesday, August 20, 2014
eerst Meester en Dekker ... dan een hele tijd niks ... daarna God, en dan de wetenschap
Gerdien de Jong, evolutiebiologe, noemde een collega "wetenschapper" onvoorstelbaar fout en verschrikkelijk dom. Of ze daarin gelijk had is nu even niet van belang, feit is dat ze deze kwalificaties enige jaren terug voor een andere ...
Nee, beter bij het begin te beginnen.
De volgende vlieger gaat niet op.
stel x = y
dan geldt: x2 - x2 = x2 - y2
ofwel: x (x - x) = (x + y)(x - y)
omdat x = y geldt: x (x - y) = (x + y)(x - y)
delen door (x - y) levert: x = x + y
omdat x = y geldt: x = x + x
ofwel: x = 2x
ofwel: 1 = 2
En waarom gaat die vlieger niet op?
Omdat we in de wiskunde hebben afgesproken dat je niet door 0 mag delen. En in dit geval geldt: x - y = x - x = 0!
In de wetenschap geldt ook een andere afspraak: als iemand een opvatting heeft over een waargenomen fenomeen, in termen van oorzaak, gedragingen en gevolg, dan moet die iemand dat theorietje in een ordentelijke hypothese gieten, die getoetst kan worden. Blijkt bij herhaalde toetsing één en ander te kloppen, dan kan het theorietje theorie worden ... en blijven, tenminste zolang uit andere (betere) toetsingen niet het tegendeel blijkt.
Gaat het één keertje mis, dan gaat de theorie bij het oud vuil, ook als een heleboel experimenten de hypothese bewezen hebben, en mag een poging ondernomen worden om de hypothese aan te passen - voor hernieuwde toetsing uiteraard.
Dus, als iemand beweert, en daarvoor een hypothese opstelt, dat wanneer je een pannetje met water op het vuur zet het water in dat pannetje gaat koken (gewoon water, normaal pannetje) dan kunnen er heel wat experimenten uitgevoerd worden die steeds de hypothese bevestigen.
Beweert iemand dat wanneer je een pannetje met water op de ijsvloer zet het water in dat pannetje gaat koken, dan mag hij dus een hypothese opstellen en onder toezicht experimenten uitvoeren (niet met een snelkoker). Als dan het water gaat koken krijgt hij de nobelprijs. In het andere geval wordt hij opgeborgen in een rusthuis voor verdwaalde denkers.
Het mag dan ook wel een Godswonder heten dat de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen [nu alweer enkele jaren geleden*)] een discussie opstartte over de verhouding tussen Geloof en Wetenschap. Geloof in God wel te verstaan.
Het is nu al zolang bekend dat, wat voor hypothese er ook over God wordt opgesteld, geen enkel experiment God ooit zichtbaar en derhalve toetsbaar zal maken, dat je er vergif op in zou moeten kunnen nemen dat iedereen er zo langzamerhand wel mee gestopt zou zijn.
Afblijven van dat gif!
Het houdt niet op ... en het wil niet ophouden.
Je vraagt je af waarom ze niet een keertje gaan nadenken over de verhouding tussen Wetenschap en Koning Voetbal.
Je zou ook onderzoek kunnen doen naar de invloed van de ruimere winkelopenstelling - m.n. op zondag - op de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderwijs aan de Vrije Universiteit.
Nu alweer een aantal jaren geleden verordineerde de vrouw van Ronald Meester dat ze genoeg kerk had gezien op zondag en dat ze nu wel eens een tijdje naar De Bijenkorf wilde gaan. Inmiddels is onze Ronald zo geconditioneerd dat hij denkt dat de Bijenkorf hetzelfde is als de kerk - zijn vrouw is er heel erg rustig van geworden - en dat God iets recreatiefs is geworden, en dus wel ondergebracht kan worden in de sociologie. Het is hem ook niet ontgaan dat de rustdag des Heeren inmiddels veel economische opbrengst genereert, dus God kan ook wel een plekje in de economie krijgen.
En als sociologie kan, en economie kan ... wel, waarom dan niet evolutie?
De aftrap van bedoelde discussie vond plaats, in aanwezigheid van Ronald Meester, op de tv, programma Buitenhof.
Dat moest wel mis gaan.
Daar zat, om maar iemand te noemen, Cees Dekker. Die zag toen achter de verzameling van alle te hypothiseren en te onderzoeken fenomenen een ontwerp. En onmiddellijk riep iemand: dan moet er ook een ontwerper zijn.
Da's op zich voorbarige onzin natuurlijk. Postponement of judgment, dame en heren! Misschien zag Cees wel een groots deterministisch plan - bij de big bang is er in alle atomen en alle structuren van atomen een hoop informatie gestopt en dat is dan het ontwerp, ik noem maar wat - de vijfde kracht waar we al zolang naar op zoek zijn (en Cees die maar niks los wilde laten).
Dus gewoon zeggen tegen Cees: okay jongen, stel maar een hypothese op, dan gaan we die toetsen. Kom je vanzelf bij de vraag: waar komt dat ontwerp vandaan. Ofwel: ophouden met ouwehoeren, mouwen opstropen en aan de slag.
Niks hoor: doorpraten, nog meer onnavolgbare prietpraat, van maar liefst zegge en schrijve zes (6!) wetenschappers, en dat een uur lang. Het was dat Pieter Drenth, voormalig rector magnificus van de VU, er qua zinnigheid met kop en schouders bovenuit stak, anders had ik het helemaal tenenkrommend aan moeten zien.
En het ging al bij de eerste vraag fout.
Paul Witteman richtte zich tot Marie José Duchateau met de vraag: is het toeval dat wij hier zitten.
Marie José antwoordde: Ja! (met uitroepteken, Cees kon zich nog maar net inhouden maar schudde al wel met zijn hoofd).
En waarom dan, vroeg Paul Witteman.
Wel, zoveel duizend jaar geleden was er een meteoriet ingeslagen op de aarde die een einde had gemaakt aan de suprematie van de dinosaurus en zo, ongewild, de wegbereider was geweest voor de ontwikkeling naar het mens-zijn. Want, volgens Marie José dan, die dinosaurusjes hadden nooit toegestaan dat wij, naar Gods evenbeeld, de baas over de wereld geworden waren.
Hier nu had Gerdien de Jong, als een deus ex machina, tevoorschijn moeten komen - Pieter Drenth was zo bescheiden, en ook zo netjes opgevoed dat hij keurig op zijn beurt wachtte - en haar oordeel moeten vellen: Marie José, wat je nu zegt is onvoorstelbaar fout en verschrikkelijk dom.
Ze verscheen niet. (Ze had natuurlijk naderhand best een artikel in het Reformatorisch Dagblad kunnen schrijven.)
Pieter Drenth had op moeten staan en moeten zeggen: Mevrouw ... hij had wat mij betreft ook wel aan kunnen vangen met: mevrouwtje toch, dus:
Mevrouwtje toch! - aldus Pieter Drenth.
Ofwel: hangt dat niet af van je wereldbeeld - en daar ging de discussie toch over: de schadelijke invloed van een wereldbeeld op de wetenschapsbeoefening ... om de discussie post factum nog maar eens naar een hoger niveau te tillen. Als je de deterministische visie aanhangt, dan bestaat toeval niet, dan is het allemaal oorzaak en gevolg.
Ofwel: wordt toeval niet op veel manieren geïnterpreteerd in de diverse wetenschappen, zodat ze op zijn minst eerst aan Paul Witteman had moeten vragen: over welk toeval heb je het?
Ofwel: zijn er daarvoor en daarna niet (4) andere major mass extinctions geweest?
Ofwel ...
Het is niet meer goedgekomen, alle heldhaftige pogingen van Pieter Drenth ten spijt.
Een vriendin van mij heeft die Buitenhofuitzending recent ook nog eens bekeken, terwijl ze wachtte op het gereedkomen van een kip in de oven.
Ik vroeg haar: als je nou die kip had laten kakelen, en Cees Dekker in de oven had gestopt, zou dat enig verschil gemaakt hebben?
Vraag naar de bekende weg natuurlijk. Vermoedelijk zou nooit meer iemand een uitnodiging van haar om ook een vorkje mee te prikken aannemen.
Nee, haar medeaanschuivers zouden er niet vrolijk van geworden zijn.
Maar ze had die kip helemaal blij gemaakt ...
... en de antipoden van Cees Dekker ook!
Zeker weten.
PS En ik brom U dat dit nog lang gaat duren. Terwijl God zich nog nooit heeft gemanifesteerd, vooral niet als er getoetst moest worden, wordt de roep om zijn inbreng steeds groter. Ik vrees dat de Meesters en de Dekkers van deze wereld zelf met een groots ontwerp bezig zijn: eerst God er in, en daarna alle ratio die van God los is er uit.
*) Ik ben pas zeer recent attent gemaakt op de oorsprong van deze discussie, dus dit zou mosterd na een al lang verteerde en afgescheiden maaltijd kunnen zijn, ware het niet dat het gebazel over geloof en wetenschap alsmaar doorgaat, er zelfs een site voor is, onder auspiciën van ForumC, en er ook promoties plaats vinden waarin de afwezigheid van God vooraf niet gegarandeerd wordt, en achteraf niet bevraagd blijkt te zijn - ofwel zo actueel is als het terrorisme dat met andere geloofsovertuigingen samen heet te gaan. En dat heeft deze discussie, en die aftrap in Buitenhof, allemaal in gang gezet!
Nee, beter bij het begin te beginnen.
De volgende vlieger gaat niet op.
stel x = y
dan geldt: x2 - x2 = x2 - y2
ofwel: x (x - x) = (x + y)(x - y)
omdat x = y geldt: x (x - y) = (x + y)(x - y)
delen door (x - y) levert: x = x + y
omdat x = y geldt: x = x + x
ofwel: x = 2x
ofwel: 1 = 2
En waarom gaat die vlieger niet op?
Omdat we in de wiskunde hebben afgesproken dat je niet door 0 mag delen. En in dit geval geldt: x - y = x - x = 0!
In de wetenschap geldt ook een andere afspraak: als iemand een opvatting heeft over een waargenomen fenomeen, in termen van oorzaak, gedragingen en gevolg, dan moet die iemand dat theorietje in een ordentelijke hypothese gieten, die getoetst kan worden. Blijkt bij herhaalde toetsing één en ander te kloppen, dan kan het theorietje theorie worden ... en blijven, tenminste zolang uit andere (betere) toetsingen niet het tegendeel blijkt.
Gaat het één keertje mis, dan gaat de theorie bij het oud vuil, ook als een heleboel experimenten de hypothese bewezen hebben, en mag een poging ondernomen worden om de hypothese aan te passen - voor hernieuwde toetsing uiteraard.
Dus, als iemand beweert, en daarvoor een hypothese opstelt, dat wanneer je een pannetje met water op het vuur zet het water in dat pannetje gaat koken (gewoon water, normaal pannetje) dan kunnen er heel wat experimenten uitgevoerd worden die steeds de hypothese bevestigen.
Beweert iemand dat wanneer je een pannetje met water op de ijsvloer zet het water in dat pannetje gaat koken, dan mag hij dus een hypothese opstellen en onder toezicht experimenten uitvoeren (niet met een snelkoker). Als dan het water gaat koken krijgt hij de nobelprijs. In het andere geval wordt hij opgeborgen in een rusthuis voor verdwaalde denkers.
Het mag dan ook wel een Godswonder heten dat de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen [nu alweer enkele jaren geleden*)] een discussie opstartte over de verhouding tussen Geloof en Wetenschap. Geloof in God wel te verstaan.
Het is nu al zolang bekend dat, wat voor hypothese er ook over God wordt opgesteld, geen enkel experiment God ooit zichtbaar en derhalve toetsbaar zal maken, dat je er vergif op in zou moeten kunnen nemen dat iedereen er zo langzamerhand wel mee gestopt zou zijn.
Afblijven van dat gif!
Het houdt niet op ... en het wil niet ophouden.
Je vraagt je af waarom ze niet een keertje gaan nadenken over de verhouding tussen Wetenschap en Koning Voetbal.
Je zou ook onderzoek kunnen doen naar de invloed van de ruimere winkelopenstelling - m.n. op zondag - op de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderwijs aan de Vrije Universiteit.
Nu alweer een aantal jaren geleden verordineerde de vrouw van Ronald Meester dat ze genoeg kerk had gezien op zondag en dat ze nu wel eens een tijdje naar De Bijenkorf wilde gaan. Inmiddels is onze Ronald zo geconditioneerd dat hij denkt dat de Bijenkorf hetzelfde is als de kerk - zijn vrouw is er heel erg rustig van geworden - en dat God iets recreatiefs is geworden, en dus wel ondergebracht kan worden in de sociologie. Het is hem ook niet ontgaan dat de rustdag des Heeren inmiddels veel economische opbrengst genereert, dus God kan ook wel een plekje in de economie krijgen.
En als sociologie kan, en economie kan ... wel, waarom dan niet evolutie?
De aftrap van bedoelde discussie vond plaats, in aanwezigheid van Ronald Meester, op de tv, programma Buitenhof.
Dat moest wel mis gaan.
Daar zat, om maar iemand te noemen, Cees Dekker. Die zag toen achter de verzameling van alle te hypothiseren en te onderzoeken fenomenen een ontwerp. En onmiddellijk riep iemand: dan moet er ook een ontwerper zijn.
Da's op zich voorbarige onzin natuurlijk. Postponement of judgment, dame en heren! Misschien zag Cees wel een groots deterministisch plan - bij de big bang is er in alle atomen en alle structuren van atomen een hoop informatie gestopt en dat is dan het ontwerp, ik noem maar wat - de vijfde kracht waar we al zolang naar op zoek zijn (en Cees die maar niks los wilde laten).
Dus gewoon zeggen tegen Cees: okay jongen, stel maar een hypothese op, dan gaan we die toetsen. Kom je vanzelf bij de vraag: waar komt dat ontwerp vandaan. Ofwel: ophouden met ouwehoeren, mouwen opstropen en aan de slag.
Niks hoor: doorpraten, nog meer onnavolgbare prietpraat, van maar liefst zegge en schrijve zes (6!) wetenschappers, en dat een uur lang. Het was dat Pieter Drenth, voormalig rector magnificus van de VU, er qua zinnigheid met kop en schouders bovenuit stak, anders had ik het helemaal tenenkrommend aan moeten zien.
En het ging al bij de eerste vraag fout.
Paul Witteman richtte zich tot Marie José Duchateau met de vraag: is het toeval dat wij hier zitten.
Marie José antwoordde: Ja! (met uitroepteken, Cees kon zich nog maar net inhouden maar schudde al wel met zijn hoofd).
En waarom dan, vroeg Paul Witteman.
Wel, zoveel duizend jaar geleden was er een meteoriet ingeslagen op de aarde die een einde had gemaakt aan de suprematie van de dinosaurus en zo, ongewild, de wegbereider was geweest voor de ontwikkeling naar het mens-zijn. Want, volgens Marie José dan, die dinosaurusjes hadden nooit toegestaan dat wij, naar Gods evenbeeld, de baas over de wereld geworden waren.
Hier nu had Gerdien de Jong, als een deus ex machina, tevoorschijn moeten komen - Pieter Drenth was zo bescheiden, en ook zo netjes opgevoed dat hij keurig op zijn beurt wachtte - en haar oordeel moeten vellen: Marie José, wat je nu zegt is onvoorstelbaar fout en verschrikkelijk dom.
Ze verscheen niet. (Ze had natuurlijk naderhand best een artikel in het Reformatorisch Dagblad kunnen schrijven.)
Pieter Drenth had op moeten staan en moeten zeggen: Mevrouw ... hij had wat mij betreft ook wel aan kunnen vangen met: mevrouwtje toch, dus:
Mevrouwtje toch! - aldus Pieter Drenth.
Ofwel: hangt dat niet af van je wereldbeeld - en daar ging de discussie toch over: de schadelijke invloed van een wereldbeeld op de wetenschapsbeoefening ... om de discussie post factum nog maar eens naar een hoger niveau te tillen. Als je de deterministische visie aanhangt, dan bestaat toeval niet, dan is het allemaal oorzaak en gevolg.
Ofwel: wordt toeval niet op veel manieren geïnterpreteerd in de diverse wetenschappen, zodat ze op zijn minst eerst aan Paul Witteman had moeten vragen: over welk toeval heb je het?
Ofwel: zijn er daarvoor en daarna niet (4) andere major mass extinctions geweest?
Ofwel ...
Het is niet meer goedgekomen, alle heldhaftige pogingen van Pieter Drenth ten spijt.
Een vriendin van mij heeft die Buitenhofuitzending recent ook nog eens bekeken, terwijl ze wachtte op het gereedkomen van een kip in de oven.
Ik vroeg haar: als je nou die kip had laten kakelen, en Cees Dekker in de oven had gestopt, zou dat enig verschil gemaakt hebben?
Vraag naar de bekende weg natuurlijk. Vermoedelijk zou nooit meer iemand een uitnodiging van haar om ook een vorkje mee te prikken aannemen.
Nee, haar medeaanschuivers zouden er niet vrolijk van geworden zijn.
Maar ze had die kip helemaal blij gemaakt ...
... en de antipoden van Cees Dekker ook!
Zeker weten.
PS En ik brom U dat dit nog lang gaat duren. Terwijl God zich nog nooit heeft gemanifesteerd, vooral niet als er getoetst moest worden, wordt de roep om zijn inbreng steeds groter. Ik vrees dat de Meesters en de Dekkers van deze wereld zelf met een groots ontwerp bezig zijn: eerst God er in, en daarna alle ratio die van God los is er uit.
*) Ik ben pas zeer recent attent gemaakt op de oorsprong van deze discussie, dus dit zou mosterd na een al lang verteerde en afgescheiden maaltijd kunnen zijn, ware het niet dat het gebazel over geloof en wetenschap alsmaar doorgaat, er zelfs een site voor is, onder auspiciën van ForumC, en er ook promoties plaats vinden waarin de afwezigheid van God vooraf niet gegarandeerd wordt, en achteraf niet bevraagd blijkt te zijn - ofwel zo actueel is als het terrorisme dat met andere geloofsovertuigingen samen heet te gaan. En dat heeft deze discussie, en die aftrap in Buitenhof, allemaal in gang gezet!
Subscribe to:
Posts (Atom)