Wednesday, December 29, 2021

kampvuurvertellingen

“Oh, Catholic converts interest you?
Well, of course, the presiding genius of the golden age of Oxford anthropology, E. E. Evans-Pritchard was one,
as was Godfrey Lienhardt, and David Pocock, and . . .”
“What is that you say? What about Protestants? Well, ...”


Gelukkig, er zijn nog astronomen die in God geloven.
Oh ... er zijn ook genoeg evolutionisten die daarvoor uit komen.
Ach ... en nu blijken er ook nog antropologen te zijn die God als systeembouwer en -beheerder van het scheppingsproces van alle dingen zien.
Er kan toch eigenlijk niks mis zijn met het beeld dat wij ons van God hebben gevormd. Nee, dat moet anders geformuleerd: er is een hogere macht, onmiskenbaar, en die heeft ons zijn properties ingefluisterd.


Ik kom hierop vanwege een discussie over evolutie op een ander blog - jaja, Korthof opnieuw revisited, haha, ik lijk wel even een spiegelblog van zijn Evolution blog about evolution, biology, science - waar, aan de laatste post, veel theologie te pas kwam - te verbinden met, en tot meerdere eer en glorie van het evolutiegebeuren. Een “positief” gebeuren, welwillend - en tolerant! - benaderd, dat je niet licht zult aantreffen op de blogs van andere biologen, zoals WHY EVOLUTION IS TRUE of Sandwalk.

In de afronding van die discussie kwam een merkwaardige theologische stelling tevoorschijn: dat God de schepper is, heeft niet alleen met de oorsprongsvragen te maken, maar met het leven van alle dag. Door Jezus kunnen wij God leren kennen als iemand op wie te vertrouwen is, die deze kosmos, en indirect ook ons leven gewild heeft. Ik zet deze redenatie nu even in de wij-vorm, want het is natuurlijk ondenkbaar dat God de man die deze uitspraak deed wel in de kosmos heeft gewild maar anderen, mij bijvoorbeeld, niet.

Dat is de wereld op zijn kop zetten. Dat is een geloof over een geloof. De historie, zoals wij die bezien door de bril van een andere “speculatieve” wetenschap - Antropologie - leert ons iets anders. De mens heeft eerst God verzonnen, en daarna alle franje die daar omheen hoort, inclusief een Verlosser en een Heilige Geest die dat aan ons meedeelt, ons zijn Zijn inblaast - ons zijn heilgeheimen doet weten, zoals de Protestanten zingen. En, moet ik zeggen, een prachtig conceptueel bouwwerk, dat inmiddels een beetje door de tand der Verlichting is aangetast, én waarbij zij die zelf theologie, al dan niet aanpalend, in hun intellectuele bagage hebben gestopt, aan het afstoffen zijn gegaan, zoals de antieke muziek praktikanten de partituren van Bach tot en met Mozart, maar inmiddels ook die van Berlioz, hebben afgestoft.


Godsdienst is niets anders dan gebrek aan inzicht in de schepping ... heeft Lucretius geschreven in zijn leerdicht De Natuur Van De Dingen, en hij sprak van de misdadige invloed van het geloof op de mens.
En toen moest het Christendom nog uitgevonden worden!


Dus ik ben zelf maar eens op zoek gegaan naar die antropologische God - de manier waarop God in onze hersenpan terecht is gekomen. En waar kun je dan beter terecht, dan bij de Antropologie? Wel, dat valt tegen.
Er is veel geschreven over hoe de antropoloog God mag/moet zien. Evenals bij evolutie geldt - leek te gelden, moet ik zeggen - dat God taboe is. Als de sapiens eenmaal stevig in de schepping staat en rechtop loopt - nu zo’n 250.000 jaar geleden - valt er nog niet veel te saperen, maar is alles nog een volledig in het duister tasten - vooral wat betreft tegenslagen en rampen die die rechtopgaande man en vrouw in de ontwikkeling naar later begeleiden, en is er nog geen sprake van God, laat staan van een prachtig conceptueel bouwwerk. Dat is in wording om gecreëerd te gaan worden. Dat zou ook niet anders kunnen, want er is nog geen taal waarin je zulke abstracte concepten als Heilige Geest, of Drie-eenheid zou kunnen vangen.

Timothy Larsen heeft daarnaar onderzoek gedaan - hoe Antropologie met het Godsbeeld omgaat - en heeft daar ook een boek over geschreven: THE SLAIN GOD Anthropologists & the Christian Faith. In de titel zie je al het probleem - evenals bij evolutie: de westerse wetenschapper moet zijn wetenschap - die toch universeel, niet westers moet zijn, per definitie - reconciliëren met de Joods Christelijke worteltjes. Larsen zelf is theoloog, verbonden aan een zeer westerse, namelijk Amerikaanse, universiteit - an Evangelical liberal arts college.
Ik winkel bij hem even voor wat uitspraken in dit kader.

They [hij noemt anthropologists, maar spreekt naar ik vermoed ook over wetenschappers in het algemeen] were influenced by David Hume or Tom Paine, for example. Or, surprisingly often, it was modern biblical criticism. The big intellectual guns, of course, were figures such as Darwin, Marx, and Freud (and perhaps we can also squeeze Nietzsche in as a kind of d’Artagnan alongside those Three Musketeers). The so-called acids of modernity eat away at traditional religious claims.
Dat is nou niet bepaald research-speak.

Every anthropologist I talked to, however, confidently told me that anthropology was and always had been from its very beginning a discipline that was dominated by scepticism and the rejection of faith. […] But then something strange began to happen. As I had shown interested in the relationship between anthropology and Christianity, my informants (to use an anthropological category!) would also casually mention as a kind of irrelevant, quirky novelty that a certain leading anthropologist was a Christian.
Nou ja, gossip heb je overal.

Evans-Pritchard and Victor Turner, however, are typical of numerous Christian anthropologists who were convinced that the traditional African cultures they studied possessed a natural revelation of God. […] He [Evans-Pritchard] was both an adult convert to Catholicism and a major, highly influential champion of the notion that peoples such as the Azande were not “pre-logical” but rather deeply rational.

‘t Gaat mij er niet om dat de wetenschap, of alle beoefenaren daarvan, doordesemd zijn van dit soort gedachtegoed. (Nou ja, je kunt je handen ook niet in het vuur steken voor de zekerheid dat dit een enkeling is.) Maar met name die laatste observatie - over de natural revelation of God of zoiets als rather deeply rational is een typisch westerse observatie van niet westerse mensen.
En bedenk dan, dat dit opgeschreven is - door hem die dat kan beoordelen, de westerse intellectueel - bij wijze van spreken een dag nadat de holocaust “bekend” werd (Evans-Pritchard is 1973 overleden en was Professor of Social Anthropology at the University of Oxford vanaf 1946).
Dit is dus opgeschreven door een product van de westerse maatschappij die nu, volledig irrationeel gestuurd, de onpeilbare rampen van virussen en climate change probeert te weerstaan.


Het grote probleem is hier wetenschap zelf. Zoals Sean Carroll het zei (over quantum mechanics): we begrijpen het niet, en we houden er niet van als we iets niet begrijpen, dus we gaan op zoek. En omdat er teveel wetenschappers zijn die geloven in iets dat hoger is dan wij, iets ongrijpbaars, en we niet houden van iets dat ongrijpbaar is, gaan we “wetenschappelijk” op zoek.
Maar Sean Carroll zei nog iets. Hij toonde een cartoon van een vos die heerlijke vruchten aan een tak ziet hangen, en opspringt om die te pakken. Maar hoe vaak het beestje ook opspringt, het niet te versmaden fruit hangt niet laag genoeg. Dus, de vos laat het maar en loopt verder; eerst gefrustreerd, maar dan gaat ie het “verwerken”: ach, ‘k had toch niet zo’n zin ... hm, ’t zal wel zuur geweest zijn. En nog geen honderd meter verder heeft het beest z’n frustratie geconverteerd naar onverschilligheid, desinteresse.
En Sean Carroll vond deze vos model staan voor de houding van de wetenschapper tegenover quantum mechanica: gespeelde desinteresse die de frustratie van onbegrip weet te verdringen.

Nou, het ware te hopen dat dat nou eens met God kon gebeuren. We weten er niks van, we kunnen er niets over zeggen - dus we zeggen er ook niks over. Maar zoals we over de deeltje-golf-dualiteit praten, zo praten we over God. En die natural revelation of God van die wilden in Afrika is natuurlijk deeply rational, want anders zouden we ons iets af moeten gaan vragen over de rationaliteit van onze eigen Godsbeleving.
En inmiddels is het in het vrijgevochten gelovigendom bijna zo ver, dat iedereen zijn eigen God in mag vullen - zie zulke bloggers als Auke Jan Riemersma of Taede Smedes. Nou, dan mag ik mijn beeld nog wel een keer presenteren. Evengoed afgestoft hoor, ik word ook ouder.


Lang geleden heb ik ons primitieve Godsbeeld vergeleken met een printkaart. Printkaart, een term uit de vroegere ICT, toen PC’s nog gevuld waren met die dingen. Eigenlijk was prikbord nog beter geweest, want het bevindt zich volgens mij in het reptielenbrein, het oudste deel van onze hersenen, de hersenstam, daar waar onze instincten vandaan komen, maar waar ook onze basisfuncties zijn opgeborgen, nodig om te overleven, zoals eten en drinken, maar ook de voortplanting. En hoe is dat daar dan terecht gekomen?

Wel, zoals ik hierboven al zei: onze sapienswording is gepaard gegaan met het verwerken van tegenslagen en rampen die de rechtopgaande man en vrouw in de ontwikkeling naar later begeleid hebben. Er zal zich veel in het geheugen opgeborgen hebben, eerst alleen in beeld, want woorden hadden we nog niet. En toen de woorden kwamen is dat er uit gekomen. Zijn dat kampvuurverhalen geworden. En bij die verhalen is zingeving gezocht, vast; dat zal niet iets nieuws van na de Verlichting zijn. Voor mij staat vast dat daarbij één concept manifest moet zijn geweest: de hogere macht als verklaring voor die tegenslagen en rampen. En dat is God geworden.
En in de Joodse mythologie, neergelegd in de bijbel, kun je zien tot welk een mooi concept die overlevering bij het kampvuur uit kan groeien. Die boeken, die de big bang en het ontstaan van de aarde comprimeren tot zo’n kleine 10000 jaar geschiedenis, worden zelf gedateerd op jonger dan 4000 jaar. Als dit goede schattingen zijn, hebben we het over 6000 jaar kampvuurgeheugen. In die tijd is de mens geschapen naar het beeld van God, heeft de mens schuld gevoeld aan de over hem komende rampen, is zich schuldig gaan voelen en slecht, omdat hij niet aan het beeld van een goede God voldeed. De zondeval. Met name in de Psalmen, die 1000 jaar jonger zijn, zie je hoe dit beeld zich caleidoscopisch ontwikkelt, als in een spectrum: een straffende God, een goede God die op je hand is, daartegenover de Godlovende mens, ook de godvrezende mens die slecht is, én, niet te vergeten de boze buurman - die eerst nog slang was.
Hier zie je ook hoe hypocriet het plaatje kan worden. Want de boze buurman is niemand anders dan een overlevende van de ramp die over Palestina kwam: het nageslacht van Abraham, Izaäk en Jacob, dat wegvluchtte uit het land van de slavernij, Egypte, en een land van melk en honing zocht, en dat veroverde op de daar levende bevolking, en dat mocht uitmoorden en plunderen naar Gods belofte. De Filistijnen bijvoorbeeld.

Er is sprake van de Geest des Heeren, en, bijna bij de geboorte van Christus aangekomen, wordt er ook van een verlosser gesproken uit het huis van David (een verder niet aanwijsbare figuur in de geschiedenis). Maar eerst was God er, en veel later Jezus. En de Drie-eenheid wordt eerst tijdens het concilie van Nicea gecanoniseerd (en dan nog niet expliciet).
God zit in die printplaat, Jezus leren we kennen door de geschriften - let wel: ook deze figuur is in de geschiedenis niet aanwijsbaar, een enkele keer wordt ie in de verhalen van Romeinse geschiedschrijvers genoemd.


Dat zijn veel woorden voor de Joodse mythologie, maar ik vind dat nu eenmaal een goed doordacht concept.
De Grieken vormden een vrolijker, maar ook oppervlakkiger volkje, en hadden hun Pantheon heel anders ingericht. Maar het komt op hetzelfde neer. En alles tussen de Joden en de Grieken is denkbaar op dat printplaatje van mij, opgeborgen in onze hersenstam.

Onderzoek heeft uitgewezen dat er mensen op de Doggersbank hebben gewoond, toen we nog naar Engeland konden lopen, Je moet je voorstellen dat de daar toen nog vrolijk levende bewoners op enig moment wakker werden en water zagen waar nooit water geweest was, en van alle kanten ingesloten werden door water. En niet meer weg konden komen. En langzamerhand, als volkje van mensen, alle hoop moet laten varen. Die rampen, die tegenslagen, en die angsten die dat oproept. Hoe het leven gedesintegreerd is in de loop van een paar honderd jaar. Het schreeuwt om een Hoger Wezen, dat dingen bestiert waar je zelf met je verstand niet bij kunt komen.


Over hoe lang we taalvaardig zijn en alles met elkaar kunnen communiceren bestaat er een groot dispuut, maar in ieder geval heel veel eeuwen kampvuur - beslist meer dan 6000 jaar, secoli e secoli - en angst en beven is daar opgeborgen in onze hersenstam. En daarmee is God daar ook terecht gekomen. En dat raken we nooit meer kwijt, in ieder geval niet in 300 jaar Verlichting die toch niet echt de naam van verlichting mag hebben, Richard Dawkins, Christopher Hitchens en Daniel Dennet ten spijt.

Ik denk niet dat de concepten van de Drie-eenheid, of de onbevlekte ontvangenis in dat printplaatje zit. De Heidelbergse Catechismus in ieder geval niet. Dus in die zin zal het Godsbeeld zeer primitief zijn. En daarmee ook manipuleerbaar naar een eigen Godsbeeld.


In ieder geval, ruim drieduizend jaar geleden, heette het dat wij naar het evenbeeld van God zijn geschapen. Maar heden ten dage zingen de gelovigen, nog steeds:

God enkel licht
Voor wiens gezicht
Niets zuiver wordt bevonden
Ziet ons bevlekt
Met schuld bedekt
Misvormd door duizend zonden


Ik heb het een man horen zingen. Ik heb het een vrouw horen zingen. Eenvoudiger zielen, betere, lievere mensen, vrij van enige kwaadaardigheid, heb ik niet gekend.
En waarom hebben ze dat gezongen? Ik weet het niet. Maar de wetenschappers, de theologen voorop, hebben als dienaren van het establishment daar een behoorlijke vinger in de pap. Van “geschapen naar zijn evenbeeld” naar “misvormd door duizend zonden” is toch wel een lange weg geweest, van wat ik hierboven ook nog een “prachtig conceptueel bouwwerk” noem. Een bouwwerk, dat, inclusief onze zondeval en onze onvolmaaktheid, nog steeds staat als een huis, ondanks de Verlichting, ondanks Dawkins en Hitchens, en ondanks nieuwlichters zoals Riemersma en Smedes.

Een menselijk bouwwerk dat ons altijd weer voor de voeten loopt als we belangrijke vragen moeten beantwoorden, praktische vragen die belangrijker zijn dan die naar de zin van het leven.


Wednesday, December 22, 2021

marathon robot

voor hen die een beetje onrustig worden van het aantal robots in de samenleving ...
en voor hen die daar juist hoge verwachtingen van hebben

Leon Muscle was een ambitieus mens die heilig geloofde in elektronica en Hi Tech, en de artificial intelligence die daar vandaan kon komen. Leon Muscle was een soort Steve Jobs, maar hij wilde geen PC’s of telefoontjes maken, en ook geen mp3-players. Het doel van Muscle was robots. Robots die zoveel mogelijk op mensen leken, zodat je bijna niet meer kon zien dat het een robot was.
Muscle wou het groots aanpakken, niet beginnen met een klein succesje, maar direct een grote klapper.

Zijn oog viel op de marathon van New York. Zelf een niet onverdienstelijke afstandsloper, wilde hij een robot maken die hard kon lopen en die één van de volgende marathons zou lopen - en winnen! Daarmee zou hij zichzelf op de kaart zetten. Hij was al een beetje binnen, zijn vader was vroeg overleden en die had in zijn korte leven een aardig kapitaaltje verdiend in Silicon Valley, en hijzelf had dat kapitaaltje behoorlijk winstgevend gemaakt met wat lucky deals in de schaduw van het grote gebeuren, daar in die vallei van entrepreneurship dat geen grenzen lijkt te kennen.

Hij verzamelde wat mensen om zich heen uit die wereld van nerds, die allemaal wel geloofden in zo’n onderneming en daar hun beste krachten aan wilden wijden. Daaronder zat een topper, een nog jonge man die hij bij Apple had weggehaald. Een jonge man met een gezinnetje, dus van meer kanten gemotiveerd om er iets van te maken. Alec.
Alec was ook ambitieus, maar anders dan Muscle. Alec was iemand die geen grenzen zag aan wat je met informatietechnologie kon realiseren. Hij hoefde niet schatrijk te worden, hij wilde geen baas met verantwoordelijkheid zijn, hij wou het weekend met zijn vrouw en dochter doorbrengen - allemaal heel gewoon. Maar door de week wilde hij iets presteren wat aan de grens van het kunnen lag. Voor Muscle wilde hij door de week wel de chief designer zijn.

En zo ging het project Marathon Robot van start. Denk maar aan een opblaaspop had de niet zo fijnzinnige Muscle gezegd. Het moet er zo echt mogelijk uitzien. Hij was nog even langs geweest bij een ambitieuze fysicus in Holland die een levende cel wilde bouwen. Maar die had Muscle’s ambities een beetje onder controle weten te brengen. Nee, iets maken dat op een menselijk lichaam leek was nog heel ver weg, als het er ooit van zou komen. Teddyberen vol stoppen met elektronica was geen probleem. Maar iets maken dat de schijn had van vlees en bloed - forget it. Nee, hij wou ook niet naar Amerika komen om voor Muscle te werken ... nee, ook niet voor dat bedrag ... vergeet je ambitie, doe maar kunststof.

Het project was al een tijdje onderweg, toen Alec een telefoontje kreeg. Het was een onbekende man die graag eens met hem wilde praten. Tussen de middag, op een bankje in het park? Alec, een beetje autistisch, hield niet van dat soort dingen, en drukte de man weg. ’s Avonds thuis kreeg hij weer een telefoontje met hetzelfde voorstel. Morgenmiddag misschien? Alec wou weer wegdrukken, maar de vreemde man was hem voor.
Kijk even op je schermpje, ik heb hier een leuk plaatje. Hij keek, en zag zijn vrouw en dochtertje. Een pretpark, in een zweefmolen.
Alec ging naar buiten, voor hij verder sprak. Wat heeft dat te betekenen?
Wel, ik heb gezien dat ze gevolgd werden door een onguur type. Ik woon hier in de buurt moet je weten. Ik wil je waarschuwen.
Bedoel je dat jij dat ongure type bent dat hen stalkt?
Kom nou maar naar dat bankje in het park, zei de vreemdeling. En vervolgens verbrak hij de verbinding.

Alec ging op het afgesproken tijdstip naar de plek die hem was aangewezen. Er zat een niet onvriendelijke man, die eerst wat wilde keuvelen ... om het ijs te breken, zei hij. Daar was Alec niet van gediend.
Even goeie vrienden, zei de man, maar er lag dreiging in zijn stem. Vervolgens hoorde Alec van een opdracht die hij uit moest voeren. Hij kreeg globale specificaties mee, mondeling, om de robot een extra functie mee te geven. Nog wat menselijker te maken, noemde de man het, niet zo weinig cynisch. Er zijn mensen die belang hebben bij de volgende marathon. By the way, machtige mannen, die niet met zich laten sollen.
Alec wist niet wat hij hoorde.
Stotterend bracht hij uit: maar dat kan ik helemaal niet.
Wij kennen jou, beste kerel, en we weten dat je alles wilt kunnen maken. Dit gaat je vast ook lukken. De man hield ondertussen z’n telefoontje in de hand, zichtbaar voor Alec. En daar was het weer: de foto van zijn vrouw en kind.

Het kostte niet veel tijd voor Alec om tot een besluit te komen. Hij begreep dat hij met een gevaarlijk sujet te doen had, vermoedelijk uit een nog gevaarlijker organisatie. Hij dacht er niet aan om de politie te waarschuwen. Hij had even andere vluchtroutes overwogen - uit het project stappen, verhuizen, maar hij begreep dat hij altijd wat uit te leggen had - aan vrienden, aan zijn gezin, aan collega’s - dat niet uit te leggen was. En hij besloot: ik ben nu in handen van het kwaad gevallen, dan ben ik ook zelf niet meer verantwoordelijk. En koos voor vrouw en kind.

Het was nog niet zo gemakkelijk om uitvoering te geven aan wat van hem gevraagd werd. Ze werkten in een team, en nu waren er dingen die Alec moest doen waar het team niks van mocht weten. Voor zover het om chips ging was er geen groot probleem, maar er was ook sprake van materiele vulling van de robot. Wat een mooi project had moeten worden werd een hels karwei voor hem. Hij ging vroeger dan anderen naar zijn werk, hij werkte langer door dan de anderen.
Muscle zag het allemaal met grote tevredenheid aan. En het leek een succesvol project. Er waren geen noemenswaardige tegenslagen. Het kostte wel wat meer tijd, en de eerstvolgende marathon zou niet gehaald worden. Maar aan de daaropvolgende hoefde, gezien de voortgang en de succesvolle deeltests, niet getwijfeld te worden.
Omdat de ambitie - een wezen naar het evenbeeld van de mens - niet waar gemaakt kon worden, moest Muscle het organisatiecomité informeren dat hij een robot in wilde schrijven. Dat kostte het nodige aan massage, en meer dan alleen een goeie babbel.

Eindelijk was daar dan de dag. Een feestende massa was toegestroomd bij de startplaats. De deelnemers maakten zich langzaam los uit de menigte en verzamelden zich achter de witte startlijn. Ook Musculo, de robot. Onder de naam Musculo was hij ingeschreven. Het organisatiecomité had het wijselijk gevonden om het publiek niet te informeren over de aanwezigheid van een robot. Musculo was ook anders gekleed dan gewoon was: lange sportbroek en een gesloten jack.
Musculo ging goed van start, en al snel bleek dat er goed werk was verricht: hij liep mee in de kopgroep. Leon Muscle’s droom kon werkelijkheid worden. Muscle probeerde zo lang mogelijk mee te lopen. Alec en hij hielden contact via de telefoon. Muscle met hoe langer hoe meer enthousiasme, Alec timide en stil. Hij probeerde dat te uit te leggen met: ik moet het allemaal nog zien. Maar, met het voortschrijden van de race werd dat steeds moeilijker; Musculo liep een perfecte race.

Daar ging Alec’s telefoontje weer. Muscle. Alec kon inmiddels wel overgeven, van angst, van wat er ging gebeuren waarvan hij als enige wist. Hij had zijn vrouw en kind wel gered, maar de prijs die anderen er voor moesten betalen zou hoog zijn. Hij kon het nauwelijks nog opbrengen om Muscle weer aan te moeten horen. Hello, zei hij lusteloos, maar ook gespannen.
Een schreeuwende Muscle. Wat heb je gedaan? Hij is een autosalon binnen gestapt.
Hè? riep Alec, stomverbaasd. En heel snel schoot het door hem heen: een robot die niet luistert. Een robot met een eigen wil. Een science fiction robot. Dan gaat er ook niks ergs gebeuren.
Maar het schreeuwen van Muscle ging door. Wat heb je gedaan? Hij wil een auto kopen. Hij zegt: alle mensen mogen auto rijden, dus ik ook. Hij wordt boos, de verkoper neemt hem niet serieus. Hij schreeuwt dat ie niet meer hard wil lopen. Hij wil de F1 winnen zegt ie, de grand prix.
Eén van de verkopers wil hem de winkel uitwerken. Oh, Alec, hij gaat om zich heen slaan. Wat heb je met hem gedaan?
Niks, antwoordde Alec, helemaal opgelucht nu. Een robot die niet luistert. Hij kon wel huilen van geluk.
Maar daar was de stem van Muscle weer, nog paniekeriger. Alec, wat heeft hij nou in z’n handen ... een mesje? ... nee, een klein schroevendraaiertje ... hoe kan dat?
Alec werd alert: een robot die niet meer onder controle is.
En weer de stem van Muscle: Alec, hij doet een luikje open in zijn buik ... hij trekt ... oh, my God ...
Alec hoorde een geweldige dreun ... en daarna niets meer.

De reconstructie van wat er gebeurd is, gebeurd kan zijn, kent nog steeds veel loose ends.
Toeschouwers die het overleefd hebben, hebben gezien dat zich plotseling een man uit de kopgroep losmaakte, alsmaar achterom kijkend. Daarna liep hij terug, en ging auto’s kijken bij die beroemde autosalon langs de route. Jaguar, Lamborghini. Hij had een tijdje voor de etalage gestaan, grote foto van Max Verstappen bij zijn bolide in de vitrine. Toen was hij naar binnen gestapt.
Muscle heeft ons nog kunnen vertellen wat hij zag gebeuren, door de winkelruit.
Toen kwam de klap. Muscle kan ons verder niets meer vertellen. Dood. De mensen in de autosalon, personeel en klanten - allemaal dood. Toeschouwers langs de weg in de buurt: veel doden. En het moet een hele zware bom zijn geweest. Een grote ravage tot ver in de omtrek.

Wat ook voor altijd een raadsel zal blijven is wat er mis is gegaan, wat er had moeten gebeuren. Van Alec is nooit meer enig spoor gevonden.

Wat nog lang heeft door gedreund, in talkshows, en toon heeft weten te zetten in de filosofische benadering van AI, zijn de beroemd geworden laatste woorden van de robot Musculo: Ik wil niet hard lopen. Ik wil autorijden. Alle mensen mogen autorijden. Waarom ik dan niet.



Tuesday, December 7, 2021

the naturalistic fallacy

Eén dezer dagen werden mijn gedachten bepaald bij dit onderwerp - opnieuw door de blogger Gert Korthof. Hij sprak van een collega bioloog, een prominente bioloog, Frans de Waal, van wie bekend was geworden dat die wel eens vlees at, “omdat dieren ook vlees eten”. Maar mijn gedachten bleven niet zozeer bij die fallacy hangen, dan wel dat ik weer terecht kwam in Conversations on Ethics waar ik lang geleden mee bezig was geweest, en waar ik een aantal pagina’s op mijn site mee heb gevuld: een boekje met een aantal interviews/discussies, van een filosoof die het boekje verzorgde met een aantal vooraanstaande filosofen, en waar “interessante vragen” bij werden bedacht, casu quo opgeroepen.
Die pagina’s zijn op mijn site te vinden onder Conversations
Enkele van die filosofen hadden gedachten gewijd, én opgeschreven, aan the naturalistic fallacy, maar dat was in die interviews niet ter sprake gekomen. Misschien toch niet zo belangrijk? In mijn handboek filosofie heeft het als lemma niet meer dan twee alinea’s gekregen.

Wat is dat, die naturalistic fallacy? Ooit gemunt door George Edward Moore - wiens denken paste in de tijd waarin hij het bedacht - komt het voort uit de “is” “ought” dichotomie, waarover Hume het nodige te zeggen had. Moore, aan het nadenken daarover, begon met: je kunt “good” niet definiëren of verklaren ... en koppelde er vervolgens aan vast dat iets niet goed mag heten omdat het nu eenmaal natuurlijk is.
Daarmee is ten eerste niet gezegd dat iets wat natuurlijk is slecht is, of dat iets wat natuurlijk is anders zou moeten zijn: van “is” naar “ought”. (Moore heeft “ought” er niet bij gehaald.)
En er kan al helemaal geen moreel oordeel aan opgehangen worden.
Bovendien was “naturalistic” niet helemaal dekkend, in de zin dat Moore niet alleen doelde op natuurlijke zaken maar ook op bovennatuurlijke zaken.

Om te beginnen: het mag curieus heten dat iets niet goed mag zijn omdat het natuurlijk is. Wij mensen hebben zelf de bijbel geschreven, die van alle scheppingsdagen zegt: en God zag dat wat hij gemaakt had goed was. En dan, zo’n drieduizend jaar later, verlicht als we zijn - en beïnvloed door Darwin, die volgens mij geen waardeoordeel had over wat hij waarnam - schrijven we op dat datgene wat natuur(lijk) is niet noodzakelijk goed is.
Voortschrijdend inzicht? Of toch meer iets modieus, een beetje roeren in een emmertje snot.

Er valt wel wat op af te dingen, dat datgene wat natuurlijk is niet goed zou zijn. In bedoeld blog kwam het aan de orde in verband met vlees eten. Vlees eten mag niet acceptabel genoemd worden, puur omdat het iets natuurlijks is ... of lijkt. Terwijl de voedselketen toch een geharnast begrip is. Het heeft in het Engels een behoorlijk artikel in Wiki, maar dat voor het Duitse taalgebied is echt een serieuze, uitgebreide verhandeling.
De Engelse begint zo: … starting from producer organisms (such as grass or trees which use radiation from the Sun to make their food) and ending at an apex predator species (like grizzly bears or killer whales), detritivores (like earthworms or woodlice), or decomposer species (such as fungi or bacteria).
En de Duitse zegt het zo: Am Beginn von Nahrungsketten stehen Vertreter der Produzenten (vor allem Pflanzen), dann folgen Konsumenten (Pflanzenfresser und Fleischfresser). Am Ende einer solchen Kette steht oft ein Spitzenprädator.
En sinds geruime tijd houden de ecologische apostelen zich daar indringend mee bezig - ik doel op de duiding die ze daar, middels het ecomodernistisch manifest, aan proberen te geven in het kader van het redden van de planeet. Maar, hoe verhullend - of wijsgerig, mag ook - je het nou opschrijft: het blijft eten en gegeten worden.

God heeft het Universum geschapen, waaronder de wereld, en hij zag dat het goed was. Terwijl we dat opschrijven verzinnen we de zondeval - nou ja, het zal bij de kampvuren wat tijd gekost hebben voordat die body van wat ook wel de Joodse worteltjes wordt genoemd was opgebouwd, en die Europa zich eigen heeft gemaakt door het de Joods Christelijke worteltjes te noemen - en wordt de aarde een tranendal, waarin begrepen dat je door de bliksem getroffen wordt als je je overgeeft aan de luie zonde, zoals Camilo José Cela dat noemde. En dan zijn we daar een beetje uitgekomen, door de Verlichting, en Darwin die zich ermee bemoeid heeft, met leeglopende kerken als begeleidend verschijnsel ... en dan komen de klimatologen én de ecologen én de voedingsresearchers ... het Food Innovation Centre, ingericht door Unilever, op de campus van Wageningen University & Research, onderdeel van de Gelderse vallei, door de autoriteiten omgedoopt tot Silicon Valley of Foods ... die academische jongens en meisjes dus, die komen ons vertellen dat we het allemaal fout doen.

En, voor zover het nog geen nieuwe zondeval is - jawel, de club van Extinction Rebellion spreekt in die termen - “is” en “ought” liggen op de loer ... wat zeg ik, zijn reeds binnengeslopen. Dat is al lang een moralistische discussie geworden, waarbij vergeleken het boek Schuld en Boete een zakbijbeltje mag worden genoemd. En waarbij hen die zich niet gedragen naar de normen van de planeetredders helse straffen in het vooruitzicht worden gesteld.

Als ik het goed begrepen heb had Hume een broertje dood aan de moraal in het algemeen, en bedoelde hij met die is/ought-discussie geen moreel stelsel te definiëren. En ik moet denken aan een model uit één van die Conversations, dat ik nu, iets anders gekleurd, tot moreel probleem zal verheffen. En ik zal het probleem uittillen boven de discussie of je wel of niet vlees mag eten.

Enkele prominente alarmisten en sceptici zijn samengekomen in één van de laboratoria van Wageningen, de bodembewegings-versie van het Waterloopkundig Laboratorium in Delft. (Daar willen ze ook nog gaan praten, maar dat gaat niet lukken, dat verklap ik alvast). Dat praten moet nog een beetje wennen, bullebak Mann is er bij, dus de groepjes blijven nog wat op afstand. Er liggen rails waarover kiepkarretjes voortbewogen worden om die bodembewegingen een beetje betekenis te geven. Wat gebeurt er: één van die kiepkarretjes is dol geworden en raast over de rails, richting het groepje sceptici, vijf in getal. Op een ander spoor staan twee alarmisten, waaronder Mann, te praten. Beide groepjes zijn zich niet bewust van het aanstormende gevaar. Maar, de trolley moet nog een wisselpunt passeren, waardoor het ongeleide projectiel niet richting de groep van vijf sceptici hoeft te gaan, maar richting de twee, zeer prominente alarmisten gestuurd kan worden - scheelt drie doden.
Bij die wissel staat een student, alarmist zoals alle studenten. Wat moet ie doen (hij heeft nog een paar seconden). Het karretje richting die vijf laten gaan, of de wissel omzetten en daarbij het aantal doden beperken tot twee alarmisten. Een postdoc researcher, zelf alarmist tot in z’n vingertoppen.

Ik herhaal, dit heb ik niet zelf verzonnen. Het is een filosofisch model, ontwikkeld door één van Voorhoeve’s filosofische gesprekspartners, door mij ingekleurd.

En je kunt het probleem uitbreiden, zoals aan het einde van Bridge on the River Kwai, zodat er bij die wissel twee studenten staan, waarvan eentje zich heeft weten te ontworstelen aan het alarmistische regiem. De ene wil de wissel verschuiven, de andere wil het laten zoals het is.
Wat moeten ze doen. Wie gaat dat winnen? Wie vertegenwoordigt het goede, en wie het kwade?
Happy end, of happy end - Nicholson of Joyce?*)

Daar komt niemand uit. De topfilosofen niet. De sceptici niet. En zelfs de alarmisten niet.

De vraag naar bovennatuurlijke zaken dan.
Is God goed - omdat hij er nu eenmaal altijd was en omdat hij het Al is, of kunnen we hem beter dood verklaren? Niet te beantwoorden.

De vraag naar materiele zaken dan.
Of de orde der dingen - door de Algoede God ingesteld? - de verdeling van het aardse slijk - ook wel: de navenante klassenindeling van de maatschappij - niet eerlijk is, en we er goed aan doen om dat middels een revolutie te veranderen? Ook dat blijft een niet te beantwoorden vraag.

En die vraag naar echte moralistische zaken?
Of vlees eten wel of niet mag - en het schepsel dat gegeten wordt zal het uitschreeuwen: that’s the question - heeft niets te maken met of een dier het ook doet, wij zijn per slot zelf dieren. Diezelfde Algoede God heeft, in het paradijs nog, de mens gezegd: doornen en distelen zal de aarde U voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten. Was dat de wens van God, geen dieren eten? Maar, nog niet uit het Paradijs gejaagd of daar worden schapen geslacht en worden hem lammetjes als dankoffer gebracht.

Het probleem van die naturalistic fallacy wordt niet opgelost. Evenals bij een economisch probleem: vraag twintig economen naar hoe de economie uit het slop te halen, en je krijgt eenentwintig meningen. Eén van die geïnterviewde filosofen, Bernard Williams, was ook een beetje sceptisch over al dat vragen naar goed en kwaad.
Allereerst: hij vindt filosofie hopeloos in de weg staan van een houvast - the pretensions of certain kinds of value always arouse(d) my suspicion. En dan geeft hij een mooi voorbeeld: een man die zijn vrouw gered heeft uit een brandend huis terwijl hij een ander had kunnen redden - een kind bijvoorbeeld, een buurmeisje - hoeft niet moeilijk te doen over het waarom, maar kan volstaan met: because she was my wife.

En zo is het maar net.

*) Nicholson en Joyce vechten aan het eind van de film om wel of niet de springstof te doen ontploffen