“Oh, Catholic converts interest you?
Well, of course, the presiding genius of the golden age of Oxford anthropology, E. E. Evans-Pritchard was one,
as was Godfrey Lienhardt, and David Pocock, and . . .”
“What is that you say? What about Protestants? Well, ...”
Oh ... er zijn ook genoeg evolutionisten die daarvoor uit komen.
Ach ... en nu blijken er ook nog antropologen te zijn die God als systeembouwer en -beheerder van het scheppingsproces van alle dingen zien.
Er kan toch eigenlijk niks mis zijn met het beeld dat wij ons van God hebben gevormd. Nee, dat moet anders geformuleerd: er is een hogere macht, onmiskenbaar, en die heeft ons zijn properties ingefluisterd.
Ik kom hierop vanwege een discussie over evolutie op een ander blog - jaja, Korthof opnieuw revisited, haha, ik lijk wel even een spiegelblog van zijn Evolution blog about evolution, biology, science - waar, aan de laatste post, veel theologie te pas kwam - te verbinden met, en tot meerdere eer en glorie van het evolutiegebeuren. Een “positief” gebeuren, welwillend - en tolerant! - benaderd, dat je niet licht zult aantreffen op de blogs van andere biologen, zoals WHY EVOLUTION IS TRUE of Sandwalk.
In de afronding van die discussie kwam een merkwaardige theologische stelling tevoorschijn: dat God de schepper is, heeft niet alleen met de oorsprongsvragen te maken, maar met het leven van alle dag. Door Jezus kunnen wij God leren kennen als iemand op wie te vertrouwen is, die deze kosmos, en indirect ook ons leven gewild heeft. Ik zet deze redenatie nu even in de wij-vorm, want het is natuurlijk ondenkbaar dat God de man die deze uitspraak deed wel in de kosmos heeft gewild maar anderen, mij bijvoorbeeld, niet.
Dat is de wereld op zijn kop zetten. Dat is een geloof over een geloof. De historie, zoals wij die bezien door de bril van een andere “speculatieve” wetenschap - Antropologie - leert ons iets anders. De mens heeft eerst God verzonnen, en daarna alle franje die daar omheen hoort, inclusief een Verlosser en een Heilige Geest die dat aan ons meedeelt, ons zijn Zijn inblaast - ons zijn heilgeheimen doet weten, zoals de Protestanten zingen. En, moet ik zeggen, een prachtig conceptueel bouwwerk, dat inmiddels een beetje door de tand der Verlichting is aangetast, én waarbij zij die zelf theologie, al dan niet aanpalend, in hun intellectuele bagage hebben gestopt, aan het afstoffen zijn gegaan, zoals de antieke muziek praktikanten de partituren van Bach tot en met Mozart, maar inmiddels ook die van Berlioz, hebben afgestoft.
Godsdienst is niets anders dan gebrek aan inzicht in de schepping ... heeft Lucretius geschreven in zijn leerdicht De Natuur Van De Dingen, en hij sprak van de misdadige invloed van het geloof op de mens.
En toen moest het Christendom nog uitgevonden worden!
Dus ik ben zelf maar eens op zoek gegaan naar die antropologische God - de manier waarop God in onze hersenpan terecht is gekomen. En waar kun je dan beter terecht, dan bij de Antropologie? Wel, dat valt tegen.
Er is veel geschreven over hoe de antropoloog God mag/moet zien. Evenals bij evolutie geldt - leek te gelden, moet ik zeggen - dat God taboe is. Als de sapiens eenmaal stevig in de schepping staat en rechtop loopt - nu zo’n 250.000 jaar geleden - valt er nog niet veel te saperen, maar is alles nog een volledig in het duister tasten - vooral wat betreft tegenslagen en rampen die die rechtopgaande man en vrouw in de ontwikkeling naar later begeleiden, en is er nog geen sprake van God, laat staan van een prachtig conceptueel bouwwerk. Dat is in wording om gecreëerd te gaan worden. Dat zou ook niet anders kunnen, want er is nog geen taal waarin je zulke abstracte concepten als Heilige Geest, of Drie-eenheid zou kunnen vangen.
Timothy Larsen heeft daarnaar onderzoek gedaan - hoe Antropologie met het Godsbeeld omgaat - en heeft daar ook een boek over geschreven: THE SLAIN GOD Anthropologists & the Christian Faith. In de titel zie je al het probleem - evenals bij evolutie: de westerse wetenschapper moet zijn wetenschap - die toch universeel, niet westers moet zijn, per definitie - reconciliëren met de Joods Christelijke worteltjes. Larsen zelf is theoloog, verbonden aan een zeer westerse, namelijk Amerikaanse, universiteit - an Evangelical liberal arts college.
Ik winkel bij hem even voor wat uitspraken in dit kader.
They [hij noemt anthropologists, maar spreekt naar ik vermoed ook over wetenschappers in het algemeen] were influenced by David Hume or Tom Paine, for example. Or, surprisingly often, it was modern biblical criticism. The big intellectual guns, of course, were figures such as Darwin, Marx, and Freud (and perhaps we can also squeeze Nietzsche in as a kind of d’Artagnan alongside those Three Musketeers). The so-called acids of modernity eat away at traditional religious claims.
Dat is nou niet bepaald research-speak.
Every anthropologist I talked to, however, confidently told me that anthropology was and always had been from its very beginning a discipline that was dominated by scepticism and the rejection of faith. […] But then something strange began to happen. As I had shown interested in the relationship between anthropology and Christianity, my informants (to use an anthropological category!) would also casually mention as a kind of irrelevant, quirky novelty that a certain leading anthropologist was a Christian.
Nou ja, gossip heb je overal.
Evans-Pritchard and Victor Turner, however, are typical of numerous Christian anthropologists who were convinced that the traditional African cultures they studied possessed a natural revelation of God. […] He [Evans-Pritchard] was both an adult convert to Catholicism and a major, highly influential champion of the notion that peoples such as the Azande were not “pre-logical” but rather deeply rational.
‘t Gaat mij er niet om dat de wetenschap, of alle beoefenaren daarvan, doordesemd zijn van dit soort gedachtegoed. (Nou ja, je kunt je handen ook niet in het vuur steken voor de zekerheid dat dit een enkeling is.) Maar met name die laatste observatie - over de natural revelation of God of zoiets als rather deeply rational is een typisch westerse observatie van niet westerse mensen.
En bedenk dan, dat dit opgeschreven is - door hem die dat kan beoordelen, de westerse intellectueel - bij wijze van spreken een dag nadat de holocaust “bekend” werd (Evans-Pritchard is 1973 overleden en was Professor of Social Anthropology at the University of Oxford vanaf 1946).
Dit is dus opgeschreven door een product van de westerse maatschappij die nu, volledig irrationeel gestuurd, de onpeilbare rampen van virussen en climate change probeert te weerstaan.
Het grote probleem is hier wetenschap zelf. Zoals Sean Carroll het zei (over quantum mechanics): we begrijpen het niet, en we houden er niet van als we iets niet begrijpen, dus we gaan op zoek. En omdat er teveel wetenschappers zijn die geloven in iets dat hoger is dan wij, iets ongrijpbaars, en we niet houden van iets dat ongrijpbaar is, gaan we “wetenschappelijk” op zoek.
Maar Sean Carroll zei nog iets. Hij toonde een cartoon van een vos die heerlijke vruchten aan een tak ziet hangen, en opspringt om die te pakken. Maar hoe vaak het beestje ook opspringt, het niet te versmaden fruit hangt niet laag genoeg. Dus, de vos laat het maar en loopt verder; eerst gefrustreerd, maar dan gaat ie het “verwerken”: ach, ‘k had toch niet zo’n zin ... hm, ’t zal wel zuur geweest zijn. En nog geen honderd meter verder heeft het beest z’n frustratie geconverteerd naar onverschilligheid, desinteresse.
En Sean Carroll vond deze vos model staan voor de houding van de wetenschapper tegenover quantum mechanica: gespeelde desinteresse die de frustratie van onbegrip weet te verdringen.
Nou, het ware te hopen dat dat nou eens met God kon gebeuren. We weten er niks van, we kunnen er niets over zeggen - dus we zeggen er ook niks over. Maar zoals we over de deeltje-golf-dualiteit praten, zo praten we over God. En die natural revelation of God van die wilden in Afrika is natuurlijk deeply rational, want anders zouden we ons iets af moeten gaan vragen over de rationaliteit van onze eigen Godsbeleving.
En inmiddels is het in het vrijgevochten gelovigendom bijna zo ver, dat iedereen zijn eigen God in mag vullen - zie zulke bloggers als Auke Jan Riemersma of Taede Smedes. Nou, dan mag ik mijn beeld nog wel een keer presenteren. Evengoed afgestoft hoor, ik word ook ouder.
Lang geleden heb ik ons primitieve Godsbeeld vergeleken met een printkaart. Printkaart, een term uit de vroegere ICT, toen PC’s nog gevuld waren met die dingen. Eigenlijk was prikbord nog beter geweest, want het bevindt zich volgens mij in het reptielenbrein, het oudste deel van onze hersenen, de hersenstam, daar waar onze instincten vandaan komen, maar waar ook onze basisfuncties zijn opgeborgen, nodig om te overleven, zoals eten en drinken, maar ook de voortplanting. En hoe is dat daar dan terecht gekomen?
Wel, zoals ik hierboven al zei: onze sapienswording is gepaard gegaan met het verwerken van tegenslagen en rampen die de rechtopgaande man en vrouw in de ontwikkeling naar later begeleid hebben. Er zal zich veel in het geheugen opgeborgen hebben, eerst alleen in beeld, want woorden hadden we nog niet. En toen de woorden kwamen is dat er uit gekomen. Zijn dat kampvuurverhalen geworden. En bij die verhalen is zingeving gezocht, vast; dat zal niet iets nieuws van na de Verlichting zijn. Voor mij staat vast dat daarbij één concept manifest moet zijn geweest: de hogere macht als verklaring voor die tegenslagen en rampen. En dat is God geworden.
En in de Joodse mythologie, neergelegd in de bijbel, kun je zien tot welk een mooi concept die overlevering bij het kampvuur uit kan groeien. Die boeken, die de big bang en het ontstaan van de aarde comprimeren tot zo’n kleine 10000 jaar geschiedenis, worden zelf gedateerd op jonger dan 4000 jaar. Als dit goede schattingen zijn, hebben we het over 6000 jaar kampvuurgeheugen. In die tijd is de mens geschapen naar het beeld van God, heeft de mens schuld gevoeld aan de over hem komende rampen, is zich schuldig gaan voelen en slecht, omdat hij niet aan het beeld van een goede God voldeed. De zondeval. Met name in de Psalmen, die 1000 jaar jonger zijn, zie je hoe dit beeld zich caleidoscopisch ontwikkelt, als in een spectrum: een straffende God, een goede God die op je hand is, daartegenover de Godlovende mens, ook de godvrezende mens die slecht is, én, niet te vergeten de boze buurman - die eerst nog slang was.
Hier zie je ook hoe hypocriet het plaatje kan worden. Want de boze buurman is niemand anders dan een overlevende van de ramp die over Palestina kwam: het nageslacht van Abraham, Izaäk en Jacob, dat wegvluchtte uit het land van de slavernij, Egypte, en een land van melk en honing zocht, en dat veroverde op de daar levende bevolking, en dat mocht uitmoorden en plunderen naar Gods belofte. De Filistijnen bijvoorbeeld.
Er is sprake van de Geest des Heeren, en, bijna bij de geboorte van Christus aangekomen, wordt er ook van een verlosser gesproken uit het huis van David (een verder niet aanwijsbare figuur in de geschiedenis). Maar eerst was God er, en veel later Jezus. En de Drie-eenheid wordt eerst tijdens het concilie van Nicea gecanoniseerd (en dan nog niet expliciet).
God zit in die printplaat, Jezus leren we kennen door de geschriften - let wel: ook deze figuur is in de geschiedenis niet aanwijsbaar, een enkele keer wordt ie in de verhalen van Romeinse geschiedschrijvers genoemd.
Dat zijn veel woorden voor de Joodse mythologie, maar ik vind dat nu eenmaal een goed doordacht concept.
De Grieken vormden een vrolijker, maar ook oppervlakkiger volkje, en hadden hun Pantheon heel anders ingericht. Maar het komt op hetzelfde neer. En alles tussen de Joden en de Grieken is denkbaar op dat printplaatje van mij, opgeborgen in onze hersenstam.
Onderzoek heeft uitgewezen dat er mensen op de Doggersbank hebben gewoond, toen we nog naar Engeland konden lopen, Je moet je voorstellen dat de daar toen nog vrolijk levende bewoners op enig moment wakker werden en water zagen waar nooit water geweest was, en van alle kanten ingesloten werden door water. En niet meer weg konden komen. En langzamerhand, als volkje van mensen, alle hoop moet laten varen. Die rampen, die tegenslagen, en die angsten die dat oproept. Hoe het leven gedesintegreerd is in de loop van een paar honderd jaar. Het schreeuwt om een Hoger Wezen, dat dingen bestiert waar je zelf met je verstand niet bij kunt komen.
Over hoe lang we taalvaardig zijn en alles met elkaar kunnen communiceren bestaat er een groot dispuut, maar in ieder geval heel veel eeuwen kampvuur - beslist meer dan 6000 jaar, secoli e secoli - en angst en beven is daar opgeborgen in onze hersenstam. En daarmee is God daar ook terecht gekomen. En dat raken we nooit meer kwijt, in ieder geval niet in 300 jaar Verlichting die toch niet echt de naam van verlichting mag hebben, Richard Dawkins, Christopher Hitchens en Daniel Dennet ten spijt.
Ik denk niet dat de concepten van de Drie-eenheid, of de onbevlekte ontvangenis in dat printplaatje zit. De Heidelbergse Catechismus in ieder geval niet. Dus in die zin zal het Godsbeeld zeer primitief zijn. En daarmee ook manipuleerbaar naar een eigen Godsbeeld.
In ieder geval, ruim drieduizend jaar geleden, heette het dat wij naar het evenbeeld van God zijn geschapen. Maar heden ten dage zingen de gelovigen, nog steeds:
God enkel licht
Voor wiens gezicht
Niets zuiver wordt bevonden
Ziet ons bevlekt
Met schuld bedekt
Misvormd door duizend zonden
Ik heb het een man horen zingen. Ik heb het een vrouw horen zingen. Eenvoudiger zielen, betere, lievere mensen, vrij van enige kwaadaardigheid, heb ik niet gekend.
En waarom hebben ze dat gezongen? Ik weet het niet. Maar de wetenschappers, de theologen voorop, hebben als dienaren van het establishment daar een behoorlijke vinger in de pap. Van “geschapen naar zijn evenbeeld” naar “misvormd door duizend zonden” is toch wel een lange weg geweest, van wat ik hierboven ook nog een “prachtig conceptueel bouwwerk” noem. Een bouwwerk, dat, inclusief onze zondeval en onze onvolmaaktheid, nog steeds staat als een huis, ondanks de Verlichting, ondanks Dawkins en Hitchens, en ondanks nieuwlichters zoals Riemersma en Smedes.
Een menselijk bouwwerk dat ons altijd weer voor de voeten loopt als we belangrijke vragen moeten beantwoorden, praktische vragen die belangrijker zijn dan die naar de zin van het leven.