Friday, January 7, 2022

schaakverhalen (1)

Er was eens een heerser, over een groot land, dat hij goed bestuurde en daarom redelijk welvarend was, zeker in vergelijking met omliggende landen. Van geruchten leerde hij dat er een vrije geest in zijn land zwierf, die zich ook zo noemde, Vrije Geest, en die zijn onderdanen tegen hem opzette. Niet dat de man lelijk over hem sprak, meer nog, hij vond het goed dat er koningen en onderdanen waren, en hij zag en vertelde in het rond dat de koning het land goed bestuurde, maar hij zei er bij dat sommige dingen voor de onderdanen beter konden. De koning leefde natuurlijk in luxe, maar zijn knechten ook, terwijl het gewone volk het met een goed belegde, maar wel eenvoudig belegde boterham moest doen.
Hij vond dat de koning ook beter kon zorgen voor oude mensen die hun leven lang hard gewerkt hadden, en ’s avonds steeds vermoeider, en ook pijnlijker het moede hoofd ter ruste legden.

De koning had met al die dingen niet zoveel te maken - nog nooit had een arme oude man hem om een luxe bed gevraagd voor de laatste jaren van zijn leven - en hij vond het knap vervelend. Toen Vrije Geest dan ook de streken betrad waar de paleizen van de koning stonden en de kastelen van zijn knechten, de adel, gaf de koning opdracht om de man op te pakken. Niet lang daarna stond Vrije Geest tegenover de koning.

Eerst moest de lucht geklaard worden van allerlei onzin, er werden rare dingen over hem verteld door jaloerse geesten - dat hij de dochters van de boeren waar hij sliep lastig viel, ook wel dat hij de knapenliefde bedreef, en zo - maar ook nadat alle flauwe kul was weggewerkt bleef overeind dat de man geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat hij, al zwervend, at van de tafel van arme boeren, en dat die hem dat graag gunden, omdat hij opruiende taal over de koning sprak.
Dat bleef vooral overeind omdat hij het niet ontkende.

Ik zou het woord opruiend niet gebruiken, sprak Vrije Geest, maar ik houd de mensen wel een spiegel voor. Over je regering vertel ik voornamelijk positieve dingen, maar ik laat ze zien hoe zij moeten pezen, dat jij daarvan de vruchten plukt, beste kerel, en dat dat anders kan. De koning wist eigenlijk niet wat ie het ergste vond, dat de man het volk, in zijn ogen, een verkeerde spiegel voorhield - toch niet meer dan zijn eigen spiegel - of dat ie zo hondsbrutaal was en helemaal geen eerbied toonde. En hij besloot, en vroeg zijn heraut dat bekend te maken, om te beginnen in de paleiszaal: Vrije Geest zal, wegens een gebrek aan eerbied voor de koning, en wegens het oproepen tot opstand, ter dood gebracht worden, door het zwaard.

Vrije Geest mocht zich niet meer verdedigen, maar kreeg wel een andere kans.

Kun je schaken Vrije Geest, vroeg de vorst?
Een beetje, was het antwoord.
Da’s voldoende voor je laatste kans, sprak de vorst. Wij gaan samen een partij spelen. Als je die wint, ben je een vrij man. Bij verlies, ook bij remise, zal het vonnis worden voltrokken. Jij krijgt wit. Er is echter één voorwaarde: bij promotie van een pion mag je alleen een loper inzetten.
Wat een rare voorwaarde, dacht Vrije Geest, ik kom vermoedelijk niet eens toe aan promotie van een pion - en hij knikte instemmend.

Ze begonnen te spelen, Spaans. Maar onmiddellijk zette de koning de jacht op de witte loper in, en na enkele zetten had zijn zwarte paard de witte loper van Vrije Geest op b3 opgepeuzeld.
De koning stond bekend als sterke schaker, dit was een beetje raar begin. Maar het werd erger. Achter elkaar deed de koning domme tot hele domme zetten, liet een stuk instaan, of gaf ronduit pionnen weg, steeds maar zuchtend: ooohhh, wat ben ik dom bezig.
Maar de koning was niet zo dom bezig, ’t was allemaal aanstellerij, hij had er zelfs groot plezier in, en na een half uurtje spelen was duidelijk waarom: dit was de stelling nadat de koning zijn laatste stuk had weggegeven. Met veel listigheid had de koning naar deze stellig toegewerkt.
Vrije Geest verzilverde gulzig, te gulzig, zijn pionnen en al snel stond deze stelling op het bord.
De koning wreef zich in zijn handen, fluisterde iets in het oor van zijn majordomus, en zei tegen Vrije Geest: zullen we tot remise besluiten?
Vrije Geest zag nu pas wat er werkelijk gebeurde: er werd kat en muis met hem gespeeld.

Even wachten, zei deze, en bleef naar het bord turen.
Ik kan niet eens een fout maken waardoor je kunt winnen, sprak de koning na een tijdje.
Rustig ... rustig, zei Vrije Geest. Vanuit zijn ooghoeken zag hij de beul binnen komen, de koning had zijn majordomus kennelijk ingefluisterd om de beul te halen.
Rustig, rustig, herhaalde Vrije Geest, je weet maar nooit. Je kent toch wel dat verhaal van de graankorrels, en de creator van dit schone spel die niet kon overzien welk een schat hem aangeboden werd. Je weet toch wel dat nog geen geleerde, zelfs de Arabische wijzen niet, heeft kunnen berekenen hoeveel mogelijke stellingen er zijn. We weten nog niet eens of wie begint nou moet winnen of nadelen heeft en daardoor moet verliezen. Het schaakspel zit vol met ongekende dieptes, je weet maar nooit wat er kan gebeuren.

Hou eens op met je geouwehoer, man, zo lust ik er nog wel een paar. Accepteer die remise nu maar en berust in je lot.
Precies, wat je zegt kerel, een remiseaanbod moet ge-ac-cep-teerd worden. En dat kan ik nog even niet. Maar voor jou geen nood, er is toch de regel van drie maal dezelfde stelling.
Ja, zei de vorst.
En er is toch de vijftigzettenregel?
Hmmm ... okay.
Nou, zei Vrije Geest, da’s een kwestie van eventjes geduld.
Mij best, zei de Koning die altijd nog wel een beetje gevoel voor redelijkheid in z’n donder had.
Hij gaf zijn majordomus opdracht voor hem te zetten, en ging zelf op zijn chaise longue een dutje doen.

De partij ging door, Vrije Geest, speelde traag, zorgde er wel voor niet in herhaling van zetten te vallen en niet dezelfde stelling op het bord te brengen, en schoof een enkele keer met de laatste pion. De bedienden brachten Vrije Geest, naar wens van de koning, af en toe wat te drinken. Eén keer veroorloofde Vrije Geest zich een grapje: hij keek om zich heen, zag de vermoeide en soms reeds gesloten ogen, en zei tegen de majordomus: mat in een half uurtje. Ook de majordomus dutte uiteindelijk in, de beul dacht ik kom nog wel eens terug, de wachters bij de ophaalbrug - die, als onderdeel van het onthalzingsprotocol, open moest blijven bij een onthoofding om zo snel mogelijk het vorstelijk verblijf te kunnen ontdoen van de resten van wat de vorst noemde dat soort ongedierte - lagen daar, als het ware in elkaar gezakt. En nadat hij de bedienden verlof had gegeven om naar bed te gaan, was hij nog de enige wakkere in het paleis.

Hij haalde zijn paard uit de stal ... oh, wacht, zei hij bij zich zelf, liep nog één keer naar binnen en zette met een gemene grijns des konings koning op het rustende hoofd van zijn vorst ... ontvluchtte het paleis, en zorgde dat hij verder uit de buurt van de koning bleef.


1 comment:

Leonardo said...

dag Bert,
Schaakverhalen is wat het zegt: een vrolijk verhaal (of meerdere, dat is de bedoeling, maar dat moet nog blijken) waar het schaakspel een rol in speelt.
Dus daar hoort jouw discussie niet onder.
Nou ga ik niet bepalen waar jij je reacties moet zetten, dat mag je helemaal zelf weten - dus als dit hoekje je bevalt: prima! Maar een discussie onder dit verhaal zou natuurlijk eerder over socialisme moeten gaan. Vrije Geest is toch een beetje modelsocialist: de status quo is okay, maar niet bang voor de vorst, dus er mag wel een ietsepiesie veranderen.

Overigens, ik zal me er even niet mee bemoeien. Entropie is een zwaar beladen begrip - Harry heeft me al over weten te halen om iets op te schrijven wat misschien nog niet rijp was. Dus als ik opgeschreven heb wat ik denk dat de moeite van het opschrijven waard is, en als ik “durf” te publiceren, dan zul je iets meemaken à la De Cactus van Jan van Nijlen.

btw Bert Ik zag dat er een reactie van jou in de spam stond. Dat heb ik niet gedaan, althans, ik ben me van geen kwaad bewust. Maar ik heb jou er ook niet over gehoord. Moet ik er iets aan doen, of laten we het zo?