Thursday, January 23, 2014

vaarwel vriend

Een vriend van mij is heengegaan.
Voor de rest van mijn leven zal ik vrolijke gedachten krijgen als ik aan hem denk - en in tijden van somberheid hoef ik slechts aan hem te denken om vrolijk te worden.
Ik heb het geluk gehad dat, toen ik jong was, er een man in mijn buurt was die mij leerde hoe het leven onbezorgd te aanvaarden. En nu ga ik afscheid nemen van een man in wie ik op middelbare leeftijd een voorbeeld heb mogen zien van hoe je op een plezierige manier oud kunt zijn.
Dus deze tekst moet een vrolijke noot zijn in een trieste periode. Maar geen dissonant. Denk maar aan de triangel die blij tingelend boven het moeizame zwoegen van cellisten en contrabassisten te horen is.

Heel toevallig stond er een aantal dagen geleden, vlak voordat mijn vriend ziek werd, op mijn gedichtenscheurkalender een vers van de Tsjech Miroslav Holub, over een oudere man in een ziekenhuis. In dat gedicht zegt die man tegen bezoekers aan zijn bed:

... vanaf nu ben ik zo sterk
als een beer. En heeft U ooit
paarden zien vrijen?

Toen ik dat las moest ik heel erg aan mijn vriend denken. Toen ik hoorde dat het heel ernstig was met hem, dat dit wel eens het einde kon betekenen, is het eerste wat ik gedaan heb dat gedicht nog een keer lezen.

Ik heb hem een kleine twintig jaar geleden voor het eerst ontmoet. We hadden ieder een appartement gekocht in een oud bankgebouw aan de Keizersgracht, en het was de oprichtingsvergadering van de VVE. Vlak bij mij zat een wat ouder echtpaar waarvan de man op enig moment opmerkte dat hij hoopte dat in het reglement ook iets zou staan over pianospelen, want je moest als buren geen hinder van elkaar ondervinden.
Zoiets.
Ik dacht: o jee, als dat maar goed afloopt.
U moet weten, ik heb een piano.

Ik wist toen nog niet dat deze meneer, ruim twintig jaar mijn senior, een vriend zou worden - een alleraardigste ouwe baas, naar weldra zou blijken.

Op een zondagmorgen, we waren zojuist in ons nieuwe appartement ingetrokken was er een donderend geraas vlakbij. Op zich was dat gedonder niet zo verwonderlijk, we woonden rondom een echoput, wat ook wel atrium genoemd wordt. Ik rende naar de deur om te kijken wat er aan de hand was. Aan de overkant van het atrium stak die man z'n kop buiten de deur, keek om zich heen, zag mij, en vroeg: U bent toch niet wakker geschrokken hoop ik. Hij had een lamp opgehangen, of geprobeerd een lamp op te hangen, en die was naar beneden gekletterd.
Ik verzekerde de man dat hij zich niet ongerust hoefde te maken over mijn zenuwen, als ik hem ergens mee kon helpen dan zou ik dat graag doen ... en zo hebben wij elkaar leren kennen. En daarna ook de dames, want we gingen bij elkaar ook een kopje koffie drinken.

Aan dat atrium woonde ook een notoire ruziezoeker, een verdieping beneden ons. Hij had met iedereen wat, maar in het bizonder met mij, vanwege mijn piano. En zo gebeurde het, weer wat verder in de tijd, op een zaterdagmorgen, dat ik terugkom van boodschappen doen. Die vervelende vent komt uit zijn deur en er volgde de zoveelste onaangename woordenwisseling. Nu had ik diezelfde morgen al een plakkaat in de lift verwijderd, ook van die man, over napolitaanse toestanden in het gebouw, dus het zat me tot hier. Ik zeg: wacht even, ik zal eventjes naar beneden komen en je persoonlijk terug in je hok stoppen. Op dat moment haast mijn overbuurman zich naar buiten en roept: niet doen kerel, kom op, we gaan even een bak koffie drinken.
Volgens mij had hij zich achter zijn voordeur staan verkneukelen.

Toen ik kort daarna naar een huis aan de Raamgracht verhuisde was mijn overbuurman inmiddels vriend geworden. En zo hebben we gevieren, hij en zijn vrouw, mijn vrouw en ik, vele avonden doorgebracht. De herinneringen daaraan roepen veel vrolijkheid op. En dat ging zo door toen wij eenmaal een huis in Italië betrokken, en niet zo vaak in Holland waren.
Helaas, de laatste twee jaar zit ik meestal in Italië, dus ik heb hem al een tijdje niet meer gezien, een gemis dat deze dagen zwaar drukt.

Wat mij vooral zo vrolijk maakt zijn die oudere mensen die, als ze eenmaal bij elkaar zitten, het nooit tijd vinden om op te stappen. Niemand van ons moest zonodig om elf uur naar bed ... want het is morgen weer vroeg dag ... dat soort dingen. Nee, het was altijd al lang nacht als er eindelijk iemand op de klok keek - en dat was niet mijn vriend als oudste van het gezelschap.

Ik heb mooie verhalen gehoord die avonden. We moeten er nog wel eens om lachen.
En ... er zijn mensen die lyrisch kunnen worden van het lijf van een grote voetballer. Wel, ik kon lyrisch worden van het lichaam van deze oudere, en toch fysiek niet zo oude man. De lenigheid waarmee hij uit z'n stoel kwam.

Ik herinner mij twee onderwerpen die nogal eens langskwamen: drinken en die vuile rooien.

Wij mochten graag een stevig glas drinken, op die avonden. Niet dat het bacchanalen werden, niet dat we zuipschuiten waren, Maar we lustten er wel pap van. Mijn vriend voorzag meerdere glazen wijn dan van meerdere toefjes whiskey, of andere sterkere drank. Maar, hij was een beetje Calvinistisch type. Hij sprak altijd wel een keer z'n zorg uit: eigenlijk zou ik niet zoveel moeten drinken. Ik zei dan altijd: ik zou maar blijven doen wat je altijd gedaan hebt, ouwe baas, want anders word je straks nog ziek.

En dan die vuile rooien.
Het moet uit de jaren dertig van de vorige eeuw komen, kan niet anders.
Van de laatste vijfentwintig ... dertig jaar kan het niet zijn, dan doen alle politici allemaal even vreemd.
In de jaren zestig had je Den Uyl, en mooi dat zijn plan werkelijkheid werd: iedereen in een autootje. Ook mijn vriend en zijn vrouw, en ze tuften maar wat graag ver weg, naar Frankrijk, en zelfs, al tachtig jaar of ouder naar ons huis in Italië.
Van de jaren vijftig kan het ook niet wezen, toen had je Drees en die heeft nog voor z'n ouwe dag gezorgd.
De jaren veertig werden gedomineerd door Hitler en het fascisme.
Links of rechtsom: het moet uit de jaren dertig komen.
Maar mijn vriend was toen een opgroeiende jongen - dus hij zal wel een vader hebben gehad die Domela Nieuwenhuis en Troelstra en Wijnkoop nog heeft gekend, en die aan tafel zat te godveren dat die hem z'n centen af wilden pakken en weg wilden geven aan mensen die te lui waren om te werken. Je had in de jaren dertig nogal wat werklozen, weet U wel. Ook wel steuntrekkers. Bij mijn weten is mijn vriend niet opgegroeid tussen de steuntrekkers.
Ik probeerde dat beeld van die vuile rooien wel eens een beetje te nuanceren, maar die hoop heb ik na een paar keer maar opgegeven.
Ik heb wel eens aan hem gevraagd: wat heb je toch met die rooien. Ik heb nooit fatsoenlijk antwoord gekregen.

En zo gebeurde het dat we bij hun laatste bezoek aan Italië, de man zal toen drieëntachtig jaar geweest zijn, bij mij in de tuin zaten.
Eerst kwamen die vuile rooien langs.
Ik liet het maar wat gaan.
Op enig moment zeg ik: zal ik nog wat bijschenken.
Nee, Leonardo, zegt ie, dat moesten we maar niet doen.Ook beter voor jezelf dat je dat niet doet.
Kijk, dat had ie nou niet moeten doen. Dat van die vuile rooien kan ik best hebben, ik sympathiseer weliswaar met ze, maar zal niet de roodvingerige dageraad bezingen, en ik ben zeker geen lid van die club. Maar hij moet niet aan mijn drinken komen.
Misschien was ik ook geprikkeld omdat ie herhaalde wat mijn vrouw ook wel eens zei.
Ik vraag: waarom zeg jij dat.
Dat zegt de dokter, twee glazen per dag, maximaal.
Ik zeg: hoe weet die dokter dat dan.
Tja, die zal daar wel voor geleerd hebben.
Ik zeg: kan jij dat niet veel beter weten. Je bent je hele leven al vertrouwd met dat spul, en je bent zo gezond als wat.
Eet jij niet teveel sla, vraag ik hem.
Teveel sla? Hij kijkt me achterdochtig aan.
Ja zeg ik, teveel sla. Groen voer is goed voor je hersenen zeggen ze, dan word je niet dement en zo. Dan ga je denken.
Kan ook zijn dat je gaat piekeren, vriend.
Jij wil me toch niet in de maling nemen, he makker?
En melk drinken, is dat dan gezond, vroeg ik verder.
Dat hebben ze onderzocht riep hij.
Ja dat wisten we allebei.
Ik zeg: ja, dat is onderzocht door de Bond van Christelijke Boeren, het groene front van het CDA, Van Geel en zo, die hebben er belang bij dat we melk drinken, daarom is het goed.
En wijn, een natuurlijker product bestaat er niet, is niet gezond, dat komt natuurlijk van de duivel, dat hoeven ze niet te onderzoeken.
En ik vervolgde: maar weet je wat, ik schenk mezelf nog een glas wijn in, dan zal ik voor jou even een glaasje water halen.
Hij kijkt me aan als iemand die iets moois aan zijn neus voorbij ziet gaan, en zegt: ach Leonardo, schenk mij toch ook nog maar wat bij. Je hebt gelijk, waarom zou het slecht zijn. D'r wordt ook zoveel geluld tegenwoordig.
Ik zeg: precies, net als over die vuile rooien, d'r wordt veels te veel geluld.
Ik kreeg een brede grijns van 'm terug.

Die beresterke man wordt in dat gedicht tegenover een man gezet die een beetje verzuurd op weg is naar zijn einde, een zeurderig type, willoos slachtoffer van het leven. Beiden worden door de engel des doods op hun verlengde merg getrapt. Maar, besluit de dichter

Ik weet dat het dezelfde dood was.
Maar ik geloof niet dat ze
hetzelfde dood zijn.


Mijn vriend is voor mij niet zo dood als dood wel kan zijn. D'r zitten mooie plaatjes in mijn kop. Zoete herinneringen.
Voor de rest van mijn leven zal ik vrolijke gedachten krijgen als ik aan hem denk - en in tijden van somberheid hoef ik slechts aan hem te denken om vrolijk te worden.

No comments: