Friday, December 6, 2024

opruiende gasten en neukpassanten

Na wat inleidende opmerkingen in het eerste hoofdstuk opent een nieuwe alinea met: Daar, in Eindhoven, kwam in de zomer van 1935 de negen pond wegende pestkop ter wereld. Uit de inleiding weet ik inmiddels van de talrijke scharrels en geliefden die hij had, waarvan de achterflap bericht dat dat allemaal belicht zal worden. Namen die gepaard gaan met kruisjes betekent: de liefde is bedreven.

Hugo Brandt Corstius dus, beschreven, en soms toegelicht door Elsbeth Etty.

Moet je zo’n biografie wel lezen? Wil ik zo’n biografie wel lezen?
Al die vlammen?
En ik hou niet van pestkoppen!
Maar ik was een groot fan, van Piet Grijs, Maaike Helder, Stoker en van wat onder nog meer namen geschreven werd. Alleen, ik houd niet van veelschrijvers, van altijd aanwezigen die over alles hun “licht” willen llaten schijnen. Dus ik las niet alles en heb ook nooit een bundel met die stukjes gekocht. Maar ik las wel zijn essays onder eigen naam in NRC.
Prachtig allemaal, zonder uitzondering … en dus heb ik die biografie gelezen.

Eerst enkele opvallende, voor mij onverklaarbare absenties.

Freek de Jonge wordt niet genoemd. Je zou zeggen, HBC (ik volg hiermee een veel gebezigde afkorting in de biografie) had best wel een tekst kunnen schrijven voor Freek, en Freek zou dat toch wel mooi hebben kunnen vinden. Ik hoop daar nog eens over bijgelicht te worden.

Onze Hugo heeft veel feestelijke bijeenkomsten opgeluisterd met een voordracht. Zo is hij ook gevraagd om het rooie feestje van de 65ste verjaardag van Joop den Uyl, nog wel onder de naam Stoker!, nog feestelijker te maken. Hij is bedankt voor het genoegen dat hij de aanwezigen gebracht had.
Nu heb ik de biografie van Den Uyl, van Anet Bleich ook gelezen. Daarin wordt Stoker/HBC niet vermeld. Waarom niet, vraag ik me ook hier af.

Wat heel plezierig leest in deze biografie is dat Etty (heel) vaak iets meedeelt in de vorm van toen zei Hugo … toen deed Hugo … alsof ze er bij was en alsof ze jou dat persoonlijk zit te vertellen.

De biografie verscheen tijdens een zeer gevaarlijk moment in onze Vaderlandse geschiedenis: het oproer van Jan Roos. Ik weet niet wat precies het oproer was – iets op Ameland met Sunneklaas – maar Jan Roos werd opgepakt wegens het uitspreken van opruiende teksten.
En je vraagt je af: waarom hebben ze Piet Grijs nooit opgepakt?
Wat die man over Bieheuvel gezegd heeft. Nadat hij Biesheuvel met een daverend GODVERDOMME (kapitalen HBC) begroet en daarna fors beledigd heeft roept hij letterlijk op deze man “met tomaten, ijsco’s, blubber en rode verf uit het Catshuis te verjagen. Laat het Binnenhof naar traangas ruiken, laat Bieheuvel steeds gebukt gaan achter lijfwachten, totdat hij opdondert.”
Justitie “overwoog” Piet Grijs te vervolgen … en dat was dat.
Jan Roos werd opgepakt omdat hij de Amelanders opriep journalisten die op het eiland af waren gekomen vanwege Sunneklaas een poepie te laten ruiken.
Het zal de Partij van de Vrijheid wel zijn die het verschil maakt. Want, zoals Etty terecht observeert
Inmiddels is het onvoorstelbaar dat een columnist die oproept een premier 'met tomaten, ijsco's, blubber en rode verf' uit het Catshuis te verjagen en die een minister van Financiën met nazi-beul Adolf Eichmann vergelijkt, geëerd wordt met een prestigieuze literaire onderscheiding. Maar in 1985 liep intellectueel en progressief Nederland te hoop tegen een kabinet dat het vertikte om de als kwetsend ervaren boutades van Grijs, Stoker, Eter, etc. te bekronen.

En, nu we het er toch over hebben, bij het kabinet Schoofs mag je niet denken aan racisme. Typisch dat, op het moment dat dit sneeuwballengevecht zich voordeed, niemand een rake uitspraak van HBC in de herinnering riep, gedaan in het kader van “Schrijvers solidair met asielzoekers”.
Het ergste is natuurlijk het racisme tegenover 'niet'-Nederlanders, die heel goed Nederlanders kunnen zijn, maar die of door hun uiterlijk ('zwart') […] als afwijkend beschouwd worden. Het tweede erge is het verkondigen van de opinie [...] dat er in Nederland geen racisme bestaat en dat wie zich daarover opwindt een aansteller is, of eraan verdienen wil. Daaruit volgt het derde erge: het vergoelijken van racistische uitlatingen […] en het bewonderen van wie het 'durft' racistische opmerkingen te maken. Wie tegen het eerste ten strijde trekt, moet dat ook tegen het tweede en derde doen.
Kijk aan, ik heb intensief gelezen en goed opgelet. Heb ik dus genoten?
Ja en nee.
Ja, van de oorspronkelijke teksten van HBC, onder welke naam dan ook.
Nee, omdat er geen diepgang was, of, mijn gevoel, een diepgang die schijn was. De oorlog zou een groot stempel op hem hebben gedrukt. Wel, daar worden een paar bladzijden aan gewijd en daarna hebben we het er niet meer over. Maar als er nou iemand uniek was, onder die massa Nederlanders die even oud, op dezelfde manier uit de oorlog is gekomen, de saaie vijftiger jaren, de zoveel belovende zestiger jaren en het anti-autoritaire denken heeft beleefd, dan is het toch wel Hugo Brandt Corstius.

Normaal als ik een biografie lees, komt langzaam maar zeker, als de laatste hoofdstukken er aan komen, een zekere zwaarte over mij: het besef dat een sterfelijk mens teruggehaald gaat worden door zijn maker. Daar had ik nu geen last van.
Het kwam pas bij de allerlaatste pagina’s, bij een stukje uit een column die die zelf geschreven had, waarin hij een ziek brein beschrijft. Het is ver van voor dat hij zijn “doodvonnis” kende: alzheimer. Maar het beschrijft, profetisch haast, zijn latere toestand.
Die tekst is bij de uitvaartplechtigheid gelezen, door Henk Hofland, en in het boek geciteerd. Dat kwam aan, en hard ook.
De hersenpan zit vol vergeelde schelvissoep, beschimmelde konijnekeutelpastei, leesbrilscherven, gekookte stoeptegel, aftreksel van tenenkaas met een vleugje bedorven dioxine, en als-ie leegloopt merkt de bezitter er niets van. De menselijke geest is een spook uit de grollenwinkel, een lekkende vuilniszak, een verbrand en daarna nog eens onder de kraan gehouden leerboek. Hoe zeg ik het op zijn allerdomst?: een vogelverschrikker die op de vlucht slaat voor een dode mus, een stoelendans voor geamputeerden aan allebei de benen, en een parasiet op het menselijk lichaam, dat daar niet over durft te klagen omdat de menselijke geest zo'n grote bek heeft.

No comments: